landsche bioscopen geen enkele film betrekking hebbende op de
Olympiade vertoond werd.
Trouwens, wanneer het buitenland wel op de Olympische films
prijs zou hebben gesteld, dan zou de Luce toch niet tot levering
in staat geweest zijn.
De hulpmiddelen, welke de Italiaansche filmonderneming zoozeer
behoefde, om haar moeilijk werk te kunnen verrichten, lagen hier
in dit voor haar vreemde land niet voor de hand.
In Italië werd het niet beschikbaar stellen van de benoodigde
hulpmiddelen aldus uitgelegd, dat de Nederlandsche filmfabrikan
ten de L. U. O E. tegenwerkten, waarvan echter nimmer sprake
ij geweest.
Zelfs ontzagen zich eenige fascistische dagbladen in Rome niet,
om in onvriendelijk gestelde artikelen het Italiaansche volk kond
te doen, dat de Nederlandsche filmfabrikanten, die zoo zij schre
ven ,,niet in staat waren zelf cinematografische opnamen te
maken", de Italiaansche filmoperateurs op het Olympisch Stadion te
Amsterdam hadden mishandeld.
Op deze artikelen werd de aandacht van onzen Minister van
Buitenlandsche Zaken gevestigd, die het Hoofdbestuur tot een con
ferentie uitnoodigde.
Minister BeelaertsvanBlokland wist het Hoofdbestuur
te bewegen, alsnog te trachten een eind te maken aan den film-
boycot, die volgens Zijne Excellentie door het buitenland en
voornamelijk door Italië verkeerd zou kunnen worden uitgelegd.
Weliswaar had de Nederlandsche Regeering en tal van invloed
rijke personen hier te lande, die thans nog zoo gaarne zouden willen
zien, dat de Olympische films in de Nederlandsche bioscopen wor
den vertoond, niets gedaan om het N. O. C. te dwingen met de
Nederlandsche filmindustrie tot een accoord te komen, doch het
Hoofdbestuur meende niettemin ons land een dienst te kunnen be
wijzen door aan de roepstem van onzen Minister van Buitenland
sche Zaken gehoor te geven, en dus de bemiddeling te aanvaar
den van den heer Mr. E. H. von Baumhauer, advocaat der
Italiaansche legatie.
Na lange tijdroovende onderhandelingen slaagde de heer von
Baumhauer er in, een overeenkomst tot stand te brengen tusschen
den Bond en Luce, welke hoofdzakelijk behelsde, dat de Neder
landsche filmfabrikanten voor Nederland en Koloniën films konden
maken van de Olympische Spelen, waartegenover aan Luce het
recht werd gegeven het ontwikkelen en afdrukken onder in de
overeenkomst vastgestelde, voor de Luce voordeelige condities, in
de ateliers der Nederlandsche filmfabrikanten te laten verrichten.
25