De bezwaren tegen de geregelde plaatsvervanging van zoovele orkestleden achtte het Hoofdbestuur overigens uit technisch oog punt onoverkomelijk. Over de financieele consequenties, verbonden aan de voorge stelde wettelijke regeling, weidde het Hoofdbestuur in dit rapport niet uit, hoofdzakelijk omdat het, gezien de door de leden ge maakte bemerkingen op de vragenlijsten, de overtuiging had, dat, indien bij een mogelijke ondervanging der moeilijkheden, tot een verplichten wekelijkschen rustdag voor toonkunstenaars zou wor den overgegaan, de musici zelf de daaruit voortvloeiende kosten zouden hebben te dragen. Het bioscoopbedrijf was reeds zoo zwaar belast hierbij dacht het Hoofdbestuur alleen nog maar aan de vermakelijkheids- en Personeele Belasting, alsmede aan de Tarief- en de Bioscoopwet dat elke nieuwe last, welke van overheidswege op het bedrijf zou worden gelegd, op een of andere wijze daarvan afgewenteld zou moeten worden. En in aanmerking nemende de vrij hooge salarissen der musici, zou het niet moeilijk vallen, den eventueelen nieuwen last, als uit vloeisel der arbeidswet, op deze groep van best-gesalarieerden af te wentelen. In de vergaderingen der Commissie uit den Hoogen Raad van Arbeid moest de vertegenwoordiger van den Bond zeer veel over redingskracht ten toon spreiden, voordat, behoudens enkele leden (eveneens vertegenwoordigers van amusementsbedrijven) de ge- heele commissie doordrongen was van de onoverkomelijke bezwa ren tegen het ontwerp van den Minister. Het resultaat van de discussies was ten slotte, dat de meerder heid der Commissie zich ermede vereenigde, dat geschrapt werd het voorschrift, dat ten minste 17 maal per jaar de wekelijksche rustdag met een Zondag moest samenvallen en verder, dat de kapelmeesters, die nog moeilijker dan andere musici zijn te ver vangen, van de voorschriften der aanhangige regeling zouden worden vrijgesteld, terwijl ook de muzikale variété-nummers er niet in begrepen zouden worden. De Commissie bracht in de maand Juli haar rapport uit aan den Hoogen Raad van Arbeid, die na eene breedvoerige discussie, waaraan ook door den heer D. Hamburger Jr. werd deel genomen, het compromis-voorstel invoering van een wekelijkschen rustdag (echter niet verplicht op Zondag) min of meer geamendeerd goedkeurde. De aanvaarding van het prae- advies door den Minister zou eene wetswijziging noodig maken, 31

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1928 | | pagina 31