De „Spitzenorganisation der Deutschen Filmindustrie e. V." te Berlijn stelde zich betreffende de conferentie te Rome met het Hoofdbestuur in verbinding. De Duitsche organisatie beoogde samenwerking met alle filmverbonden in de wereld te verkrijgen, teneinde in de auteursrechtenconferentie invloed uit te oefenen bij de behandeling van artikel 14 der Berner Conventie, dat betrek king heeft op de bescherming van cinematografische werken. Aangezien echter deze zaak voor het niet-produceerend Neder land van geringe beteekenis was, bepaalde het Hoofdbestuur zich ertoe, zulks ter ondersteuning van het streven der buitenlandsche zusterorganisaties, de door de Spitzenorganisation" aan de orde gestelde bepalingen onder de aandacht te brengen van de door onze Regeering benoemde delegatie, die in de op 7 Mei gehouden con ferentie te Rome ons land vertegenwoordigde. Voor eene andere internationale kwestie zag de Bond zich ge steld, toen het Hoofdbestuur de uitnoodiging van het Bestuur van het „Reichsverband Deutscher Lichtspieltheater-Besitzer" uit Ber lijn bereikte, om tegenwoordig te zijn bij het congres van dit ver bond van 21 tot en met 24 Augustus te Berlijn. Deze uitnoodiging werd aanvaard en het Hoofdbestuur benoem de tot zijn afgevaardigden de heeren D. Hamburger Jr., voorzitter, en C h. van B i e n e, aan wie als secretaris werd toegevoegd de Bondsadministrateur, de heer A. de Hoop. Door de delegatie was een voorstel bij het congres ingediend nopens de stichting van een internationale organisatie van het film- en bioscoopbedrijf over de geheele wereld. Over de organisatie van het congres was de delegatie vol lof. Rijks- en stedelijke autoriteiten wedijverden met elkaar, om te too- nen, dat Duitschland beter dan b.v. ons land zijn taak begrijpt jegens het filmwezen, dat nog zoo'n belangrijke toekomst belooft tegemoet te gaan. Bij de plechtige openingszitting in het Heerenhuis waren ver tegenwoordigers van de Regeering, leden van den Rijksdag en van den Pruisischen Landdag, alsmede de Burgemeester van Berlijn en andere stedelijke autoriteiten aanwezig. Aan de totstandkoming van een der besluiten had de Bonds delegatie met groot genoegen hare medewerking verleend. Het betrof de resolutie, waarin alle afgevaardigden zich verklaarden tegen de vertooning van films, waarin eenige natie beschimpt of in haar nationaal gevoel gekrenkt wordt. Het Hoofdbestuur hoopt in staat te zijn dit besluit in Nederland getrouwelijk te kunnen uitvoeren, waarmede de wereldvrede ten zeerste gediend kan worden. 34

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1928 | | pagina 34