Het tweede, eveneens belangrijke besluit, kon de goedkeuring
van de Bondsdelegatie niet verwerven. De meerderheid wilde niet
meegaan met het voorstel van Nederland tot stichting van eene
internationale film- en bioscooporganisatie. Zij stelde zich op het
standpunt, dat in de op te richten federatie, waarvoor een voorstel
van het congresbestuur aan de orde was gesteld, alleen bioscoop
directeuren opgenomen konden worden.
In het buitenland bleek men organisatorisch nog niet zoover
gevorderd te zijn als hier te lande, waar filmverhuurders en bio
scoopexploitanten in één Bond vereenigd zijn. Wel gaf men alge
meen toe, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond ten voorbeeld
gesteld kon worden aan alle filmorganisaties ter wereld, maar men
was huiverig om naar dit voorbeeld een internationale Federatie
te stichten.
Zoo vereenigde de meerderheid van het congres zich op het
voorstel tot het oprichten van eene internationale organisatie van
bioscoopdirecteuren, waaraan het Hoofdbestuur op grond van de
Bondsstatuten geen medewerking kon verleenen.
Eenzelfde afwijzende houding nam de Nederlandsche delegatie
aan tegenover een voorstel van het Bestuur van het Deutsche
Lichtspiel Syndicat tot stichting van een Europeesch syndicaat,
dat feitelijk beoogde den Amerikaanschen invloed op de inter
nationale filmmarkt tegen te gaan en verder tegen filmfabrikanten
en -verhuurders, alsmede tegen de groote theatertrusts te kunnen
optreden.
Al bleef dus in het algemeen het optreden van de Bondsdele
gatie negatief, het Hoofdbestuur acht het in het geheel niet uit
gesloten, dat de door de Bondsafgevaardigden gepropageerde op
vattingen toch ten slotte bij de leiders der buitenlandsche film- en
bioscooporganisaties zullen doordringen.
De herdenking van het tienjarig bestaan.
Elf Februari was de eigenlijke stichtingsdatum van den
Bond. Op dien dag in het jaar 1918 werd de Bond in Hotel Schiller
te Amsterdam opgericht.
In verband met de invoering van de Bioscoopwet en de daaraan
verbonden werkzaamheden voor Hoofdbestuur en leden, zag men
er tegen op, de herdenking van het tweede lustrum op den stich
tingsdatum te doen plaats hebben.
Zooals in den aanhef van dit verslag reeds werd gemeld, was
de 7de Mei voor de herdenking vastgesteld.
Een z.g. ,,lustrumcommissie" werd ingesteld, waarin zitting
35