slechts in het kort te schetsen, voor welk een ontzaggelijke taak het Hoofdbestuur zich in 1928 gesteld zag. De uitvoering van de Bioscoopwet» 't Mocht den Bond niet onverschillig zijn, op welke wijze de bioscoopwet, die op 1 Maart 1928 in werking trad, uitgevoerd zou worden. Weliswaar was van Bondswege zoowel vóór en tijdens de be handeling dezer wettelijke aangelegenheid in de Staten-Generaal, als bij het ontwerpen der maatregelen van bestuur al het moge lijke gedaan, om de wet zoo weinig mogelijk drukkend voor het bedrijf te doen zijn, maar het lag toch voor de hand, dat bij de uitvoering in de praktijk de grootste moeilijkheden zich zou den voordoen, welke voor de betrokkenen tot de onaangenaamste consequenties zouden kunnen leiden. Welnu de moeilijkheden bleven inderdaad niet uit, maar bij een terugblik op het afgeloopen jaar kan met groote genoegdoening worden vastgesteld, dat de Bond hieraan in het algemeen het hoofd wist te bieden. In ons vorig jaaroverzicht werd bereids melding gemaakt van de verbeteringen, welke door den dezerzijds geoefenden aandrang in de ontworpen Maatregelen van Bestuur, die op 22 December 1927 werden afgekondigd, waren aangebracht. Het Hoofdbestuur achtte het zijn plicht onmiddellijk na de af kondiging der Koninklijke Besluiten den leden volledig in te lichten omtrent de verplichtingen, welke zij aan den nieuwen wettelijken toestand zouden kunnen ontleenen. Daartoe werden eerst op 2 Januari 1928 en vervolgens op 6 Fe bruari d.a.v. buitengewone ledenvergaderingen te Amsterdam bijeengeroepen, in de eerste waarvan de Bondsadministrateur een populaire verklaring gaf van de wettelijke maatregelen, welke het bedrijf na 1 Maart te wachten had. De inleider in de Februari-verg'adering was de voorzitter der Centrale Commissie voor de Filmkeuring, de Heer D. v a n S t a- v e r e n, die er prijs op stelde, alvorens den eersten stap te doen op zijn nieuwe ambtelijke loopbaan, kennis te mogen maken met alle belanghebbenden bij het film- en bioscoopbedrijf, wier welgezind heid jegens het nieuwe keuringsinstituut hij voor een goede uit voering van zijn moeilijk, hoogst verantwoordelijk ambt onmisbaar achtte. 't Was overigens voor de leden van den Bond, die in grooten 4

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1928 | | pagina 4