voor de samenstelling van het negatief gemaakte kosten, welk be
drag echter niet nauwkeurig is vast te stellen. De Tarief-commis
sie zegt dan verder, dat onder deze omstandigheden de waarde
moet worden begroot en dat, bij gebrek aan anderen geschikten
maatstaf, daarbij op deskundig oordeel moet worden afgegaan.
Ten aanzien van het volgens deze beslissingen aan den „print-
prijs" toe te voegen bedrag tasten echter uit den aard der zaak
in den regel ook de deskundigen in het duister, want niet alleen
kunnen zij veelal niet het totaal der opnemingskosten behoorlijk
schatten, maar ook voor de verdeeling van dat bedrag over een
onbekend aantal copieën voor de bioscopen in verschillende lan
den geeft de beslissing van de Tarief-commissie geen leiddraad.
De uitspraak der Tarief-commissie zou dus, indien zij in het
vervolg als maatstaf voor de waardebelasting zou worden aange
legd, voor belanghebbenden en ambtenaren' tot onoverkomelijke
moeilijkheden leiden. Om deze te ondervangen schijnt mij (de
juistheid van voormelde uitspraak onaangetast gelaten) de eenige
oplossing, dat, zonder op het verleden terug te komen, in afwach
ting van eene nadere wettelijke regeling van nu af aan genoegen
wordt genomen met aangifte van de waarde naar den printprijs,
met toevoeging voor zooveel noodig van emballagekosten, vracht
enz. maar zonder eenigen niet in den prijs begreperil bijslag voor
opnemings- en vervaardigingskosten van het negatief.
U gelieve de ambtenaren in Uwe directie dienovereenkomstig
te instrueeren en door hen ook belanghebbenden' te doen inlich
ten. De normale loco-printprijs voor Duitsche filmcopieën bedraagt
thans 0.27 Mark per meter.
Een voldoend aantal afdrukken dezer gaat hierbij.
DE MINISTER VAN FINANCIEN.
Voor den Minister
De Secretaris-Generaal
(w.g.) DE VRIES.
's-Gravenhage, 25 Maart 1929.
114