bij zulk een Verordening te geven voorschriften, behoudens eert
hier niet ter zake doende omstandigheid, niet mogen betreffen
voorstellingen, die uitsluitend voor personen, die den leeftijd van
18 jaar hebben bereikt toegankelijk zijn;
overwegende dat in het midden kan blijven, of de bij genoemd
art. 7, 2° aan den bioscoopondernemer opgedragen zorg, dat de
exploitatie niet geschiedt in strijd met de goede zeden of de open
bare orde, niet in zich sluit de verplichting om ook bepalingen
als die van de Zondagswet stipt na te leven -met het gevolg
dus dat bij niet-naleving, zoowel de strafbepaling dier wet, als de
administratieve sancties der Bioscoopwet, van toepassing zijn
doch het in elk geval duidelijk is, dat verscheidene op de open
bare orde of goede zeden betrekking hebbende wetsartikelen zijn
aan te wijzen b.v. de artt. 131, 240 Strafr. welke niet, ten
aanzien van de exploitatie van een bioscooponderneming, door de
Bioscoopwet zijn op zijde gezet, zulks niettegenstaande artikelen
als de evengenoemde kunnen raken hetgeen tijdens de bioscoop
voorstellingen wordt vertoond en gezegd, maar dan met te meer
klem hetzelfde moet worden aangenomen ten aanzien van de be
palingen der Zondagswet, die zich met den inhoud van het ver
toonde of gesprokene niet inlaten;
overwegende dat uit dit alles blijkt, dat de Zondagswet met be
trekking tot de uitoefening van het bioscoopbedrijf, door de Bio
scoopwet niet buiten werking is gesteld, zoodat het middel niet tot
casatie kan leiden;
Verwerpt het beroep.
3.0