bankiershuis H. Oyens Zonen een financieel centrum van de
Tobis-Klangfilm tot stand.
Wijders verwierf in Mei 1929 de Küohenmeister-groep, die be
schikte over de patenten van de Internationale Electrophbne My."
en de Duitsche ,,Ultraphone" AG., bij de reeds in haar bezit zijnde
aandeelen, dank zij het Amsterdamsche bankiershuis Oyens Zoon
een zeer groot deel der aandeelen van de Tobis en daarmede de
meerderheid van stemmen in deze maatschappij.
De Küchenmeister-groep sloot o.a. met de firma's Greenbaum,
Emelka, Aafa overeenkomsten omtrent gemeenschappelijke geluids
filmproducties af, terwijl de Klangfilm in begin Juli een belangen
gemeenschap met de „British Talking Pictures Ltd." aanging.
In verschillende landen richtte men zich tegen de Western
Electric, in verband met het door deze maatschappij ingenomen
standpunt, dat de meeste Amerikaansche films uitsluitend op haar
apparaten gedraaid moesten worden.
Getracht werd nog tot oplossing van de moeilijkheden te komen,
waarvoor in begin Juni vertegenwoordigers van Küchenmeister,
Klangfilm, Tobis, Siemens en A.E.G. naar New York vertrokken.
Bij de onderhandelingen werd door de navolgende firma's prin
cipieel de wenschelijkheid naar voren gebracht om te komen tot
een wederzijdsche uitwisseling van patenten en erkenning van de
Interchange-ability'
Klangfilm-Tobis-Küchenmeister;
British Talking Pictures Ltd.;
Associated Talking Pictures Lt.;
Radio Corporation of America;
Electrical Research Products Ccmp.;
Western Electric Comp.
De onderhandelingen mislukten echter doordat de Amerikaan
sche groep o.a. het geluidsfilmmonopolie voor het geheele Engelsch-
sprekende werelddeel voor haar opeischte.
In September 1929 werden in Londen de onderhandelingen tus-
schen de Europeesche en Amerikaansche geluidsfilmgroepen weer
hervat, doch ook deze mislukten.
't Is bekend, dat, daargelaten dat de belanghebbenden bij het
film- en bioscoopbedrijf hier te lande zich in het geschil tusschen
de buitenlandsche patentenbezitters niet gemengd hebben, er
eenige energieke Hollandsche bedrijfsgenooten zijn geweest, die
niet alleen zooals de meeste leden van den Bond uit hoofde
van hun positie de ontwikkeling van het geluidsfilmwezen be
langstellend gevolgd hebben, maar ook metterdaad aandeel heb-