Bijlage H.
De besluiten van de zuidelijke col
leges van B* en W* in strijd met
de Bioscoopwet*
Advies van Professor Mr* R. Kranenburg
te Leiden.
Het schriftelijk advies, hetwelk desgevraagd door het Hoofd
bestuur van den Nederlandschen Bioscoopbond Professor
R. Kranenburg te Leiden heeft gegeven, luidt als volgt:
Aan het Bestuur van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond.
Door Uw bestuur is de vraag aan mijn oordeel onderworpen: of
besluiten van colleges van Burgemeesters en Wethouders gelijk
het aan mij overgelegde besluit van B. en W. van Maastricht van
29 Januari 1929 ter uitvoering van een verordening ex art. 4 der
Bioscoopwet, in strijd zijn met de wet, en op dien grond door de
Kroon, krachtens artikel 153 Gemeentewet behooren te worden
vernietigd.
De verordening bepaalt o.m., dat in het openbaar uitsluitend de
films en de afbeeldingen ter reclame zullen mogen worden ver
toond welke aan nakeuring" zijn onderworpen, terwijl de bedoelde
„nakeuring" zal geschieden door of namens B. en W. In het be
sluit van B. en W. wordt nu bepaald, dat deze nakeuring zal zijn
opgedragen aan de te Amsterdam gevestigde Keuringscommissie
van de Vereen, van Noord-Brabantsche en Limburgsche Gemeen
ten voor Gemeenschappelijke Filmkeuring", gevestigd te Eind
hoven. Naar mijn oordeel is dit besluit inderdaad in strijd met de
wet. Het valt niet te betwijfelen, dat de wetgever in art. 4 der
Bioscoopwet een nakeuring op het oog heeft gehad met een zui
ver locaal karakter. Minister de Geer heeft het bij de behande
ling in de Staten-Generaal volkomen duidelijk gezegd: „Het geldt
hier dan ook een concessie aan de voorstanders van de differen
tiatie, welke m. i. alleszins acceptabel is. Enkele gemeenten waarin
een bepaalde mentaliteit overheerschend is, zullen zich wellicht
niet bevredigd gevoelen door de centrale keuring en kunnen deze
dan door een eigen keuring verscherpen."
Het komt mij dan ook geheel overeenkomstig het systeem der
wet voor, dat in het schrijven van Z.Exc. den Minister van B. Z.
en Landbouw, dd. 29 Februari 1928, waarvan een afschrift mij
door U is ter hand gesteld, wordt verklaard, dat met het plaatselijk
karakter der gemeentelijke nakeuring zich kwalijk verdraagt op
dracht aan het te Amsterdam gevestigde kantoor eener te Eind-
103