bestuur is opgekomen, op grond dat hierdoor groot nadeel voor den bezitter van de film is ontstaan. Al is dus de K. F. C de belanghebbenden, wat de herkeuring be treft, eenigszins tegemoet gekomen, toch is de Bond zeer teleur gesteld nu het heeft moeten constateeren, dat van de in 1930 door de K. F. C. gekeurde C-films, ongeveer bedragende 380, niet toege laten zijn 82 films, of 21)/J van het totaal aantal gekeurde films. Of de exploitanten in het Zuiden, die zich onder het vrijwillig toezicht der K. F. C. gesteld hebben, een zoo groot aantal films uit de producties, welke in ons land rouleeren, kunnen missen, zal nader onder het oog gezien moeten worden. De leeftijdsgrens-verordeningen. 't Is anders wel spijtig, dat verschillende Katholieke autoriteiten blijk hebben gegeven niet veel gezag te hechten aan de R. K. Film centrale, wier oprichting overigens door zoovele vooraanstaande Katholieken in den lande met vreugde is begroet. Dit is wellicht voor een deel hieraan toe te schrijven, dat de K. F. C. niet steeds de noodzakelijke activiteit heeft betracht. Speciaal wordt hierbij gedacht aan de aarzelende houding, welke de K. F. C. ten opzichte van de nakoming van het op 23 October 1929 onder leiding van Minister Ruys de Beerenbrouck getroffen accoord met de ,,Vereeniging van Noord-Brabantsche en Limburgsche Gemeenten voor Gemeenschappelijke Filmkeuring" heeft aangenomen. Tallooze malen heeft het Hoofdbestuur de Katholieke Film centrale eraan herinnerd, dat eenige gemeentebesturen in het Zuiden zich blijven onttrekken aan hunne verplichting, voortsprui tend uit het bepaalde in bedoeld accoord en dat de in hunne ge meenten bestaande verordeningen betreffende het verbod van bioscoopbezoek beneden de 18 jaar behooren te worden ingetrokken. Weliswaar deed het Bestuur der K. F. C. eene zwakke poging bij den Minister van Binnenlandsche Zaken, om het accoord op dit punt uitgevoerd te krijgen en nam een vertegenwoordiger van dit Bestuur deel aan de conferenties, welke het Hoofdbestuur van den Bond met enkele Burgemeesters in het Zuiden over deze zaak gehouden heeft, maar van een krachtig stelling nemen tegen de Gemeentebesturen, die in gebreke waren gebleven het accoord getrouwelijk na te komen, viel bij de Katholieke Filmcentrale niets te bespeuren. Toen dan ook de K. F. C. zich bij schrijven van den 8>en Sep tember 1930 tot het Hoofdbestuur wendde met de vraag of de 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1930 | | pagina 16