„Ook zou eene dergelijke heffing naar het oordeel dezer „leden niet in het belang zijn van de vestiging van personen, „die juist in den laatsten tijd nogal toenam, ook van menschen „uit Indië „Festiviteiten trekken menschen naar Zeist en daarom acht- „ten deze leden het verkeerd deze nog door een extra-belas ting te bemoeilijken. „Ook werd gewezen op het cultureele belangEnkele „leden meenden, dat het meer op den weg der gemeente lag „voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het „volk steun te verleenen, dan om die door belastingheffing „nog te bemoeilijken. Het woord „vermakelijkheidsbelasting" „was naar één hunner meende verkeerd gekozen. Feitelijk „moest men z.i. spreken van een „Kunstqenot-belas- „t 1 n g De hoogste belasting in Groningen. Welk een schrille tegenstelling met deze gezonde opvattingen van de vroede vaderen uit Zeist valt er waar te nemen bij den Wethouder voor de Financiën te Groningen, den heer mr. T. d e Jong T z n die zich op het standpunt heeft gesteld, dat de bioscoopexploif mten best een derde van de recettes aan den fiscus kunnen afstaan. Het Hoofdbestuur heeft in een conferentie met dezen Wethouder in de maand October 1930 aan de hand van gedocumenteerde gegevens uiteengezet, dat een belasting van 25 Pet. der bruto- ontvangsten, d.i. 33 pet. op de netto-recettes niet meer is op te brengen en dat handhaving van dit percentage absoluut tengevolge zou hebben: de sluiting der Groninger bioscopen, waardoor groo tere financieele nadeelen voor de Gemeente zullen ontstaan dan dit bij eene verlaging der belasting het geval zou zijn. Na het onderhoud heeft het Hoofdbestuur eene uitvoerige schriftelijke uiteenzetting, waarin ook weer met cijfers werd aan getoond hoe bezwaarlijk een zoo hooge belasting kon worden op gebracht, het college van B. en W. van Groningen doen toekomen. Op 29 December, dus twee dagen vóór beëindiging van het verslagjaar, ontving het Hoofdbestuur een schrijven van het Gemeentebestuur van Groningen, dat het geen aanleiding heeft kunnen vinden de inwilliging van het verzoek van den Bond, om de Vermakelijkheidsbelasting voor bioscoopvoorstellingen te vermin deren, bij den Raad dezer gemeente te bevorderen. Het laat zich aanzien, dat dit antwoord een staart zal hebben, waaraan ongetwijfeld een groot deel van het volgend jaarverslag over 1931 gewijd zal zijn. Want vast staat, dat onder zulk een last het bedrijf niet is te exploiteeren, zoodat ten aanzien van Groningen 21

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1930 | | pagina 21