Het voorstel tot algeheele herziening van het Huishoudelijk Reglement zal eveneens spoedig de ledenvergadering bereiken. Een procedure tegen den Bond» Eene aangelegenheid, die ook onder deze rubriek gereleveerd kan worden, betreft de civiele procedure, welke twee leden, met name de heeren B. C. H a r t m a n te Haarlem en A. P. d u M e e te Amsterdam contra den Bond bij den Rechter aanhangig gemaakt hebben en waaromtrent in het verslag van 1929 reeds opgemerkt werd, dat de Bond zich over den afloop van dit proces waarlijk niet ongerust behoeft te maken. Dit is dan ook in het afgeloopen jaar overtuigend gebleken. Zooals bekend verondersteld mag worden, hebben beide heeren hunne actie in rechte doen instellen, op grond dat zij twijfelen aan de goede trouw van den Bond in verband met de hun opgelegde boeten wegens hunne misdragingen tijdens de actie in het Zuiden. De Amsterdamsche Rechtbank heeft beide heeren bij voorloopig vonnis van den Uden April 1930 in het ongelijk gesteld, hoofd zakelijk op grond hiervan, dat de Rechtbank van oordeel was dat de inhoud van de door beide leden rondgezonden circulaire van 29 Juli 1929, terzake waarvan zij beboet zijn, mede door den heftigen aanval, daarin op het Hoofdbestuur gedaan, geëigend was den indruk te wekken, dat onder de leden van den Bond eene groote verdeeldheid heerschte, waarbij een overgroot deel dier leden zich met de wijze, waarop de Bond zijne actie tegen de „Vereeniging van Zuidelijke Gemeenten" voerde, niet kon vereenigen en daar van geen belangrijk resultaat verwachtte en dat die naar buiten gewekte indruk van onderlinge verdeeldheid, uit den aard der zaak de positie van den Bond in den strijd tegen zijn tegenpartij moest verzwakken, wat de heeren Hartman en Du Mee hebben kunnen en moeten begrijpen. De Rechtbank heeft nog naar aanleiding van de drieste beschul diging van den raadsman der beide heeren, mr. C. P. M. R o m m e, „als zou door of vanwege gedaagde's Hoofdbestuur, althans met medeweten en instemming van dat Hoofdbestuur, talrijke leden van den Bond met bedreiging van broodeloosheid zijn geprest, zich in het geschil tusschen de heeren du Mee en Hartman eenerzijds en het Hoofdbestuur anderzijds niet te stellen of te blijven stellen aan de zijde dier heeren, mede tengevolge waarvan op eene leden vergadering van den Bond het boetebesluit is bekrachtigd" een getuigenverhoor gelast. Het resultaat van dit getuigenverhoor was, dat zooals trou- 39

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1930 | | pagina 39