betrof het acties, door filmverhuurders ingesteld tegen exploitanten, die ten aanzien van de betaling van filmhuur achterstallig waren. Later, toen na de oprichting der Bedrijfsafdeeling Filmverhuur ders de „Filmhuurschuld-Commissie" reglementair was ingesteld, nam het aantal z.g. betalingsgeschillen af. Er waren er toen, die meenden dat de Commissie van Geschillen" na de instelling der in het bedrijf genoemde „roode-kaartencommissie" nog hoogstens tweemaal per jaar zou behoeven bijeen te komen. De tijd heeft ons echter het tegendeel geleerd. De aard van de geschillen werd anders. Voor het meerendeel rezen kwesties betreffende het laten verstrijken van de contrac- tueele einddata zonder dat de afgesloten films afgenomen waren of anderzijds aangaande het niet-leveren van alle films, waartoe men zich bij het aangaan der contracten verplicht had. Ook kwa men dikwerf geschillen aan de orde met betrekking tot het te laat doorzenden der films, om dan maar niet te gewagen van kwesties betreffende filmbeschadiging, waaromtrent de Geschillencommissie tot heden toe slechts zelden een bevredigende uitspraak heeft kun nen doen. In het algemeen kan echter geconstateerd worden, dat het arbi trage-instituut van den Bond opvoedend heeft gewerkt. Dank zij de gedegen rechtspraak der Geschillen-commissie, wier integriteit door ieder erkend wordt, vormden zich aangaande het zaken doen in het film- en bioscoopbedrijf bepaalde usances, welke door alle belanghebbenden trouw gevolgd worden. Door het optreden der Geschillencommissie is een rechtstoestand in het film- en bioscoopbedrijf ontstaan, die den weg geopend heeft tot de noodzakelijke correctheid in de filmbranche hier te lande. Instelling van hooger beroep» Toen men zich algemeen met de eigen rechtspraak verzoend had, kwam het gemotiveerde bezwaar naar voren, dat eene moge lijk foutieve beslissing der Geschillencommissie nimmer meer ge corrigeerd kon worden. Dit zag ook het Hoofdbestuur in, hetwelk reeds in de ledenvergadering van 14 April 1924 eene Statuten wijziging aan de orde stelde, waarbij bepaald was, dat een ,,Raad van Beroep" zou worden ingesteld, die in hooger beroep al de geschillen zou behandelen, welke door de „Commissie van Ge schillen" waren berecht, althans als een der betrokken partijen dit wenschte. Deze Statutenwijziging werd bij Koninklijk Besluit van 14 Juni 1924 goedgekeurd. Eenige weken later, op 7 Juli 1924, hield de „Raad van Beroep" reeds zijn eerste zitting ter behandeling van 5

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1930 | | pagina 5