Blijkens de in die conferenties door het Bestuur der K.F.C, ge
dane mededeelingen heeft dat Bestuur, na eerst over deze aangele
genheid een onderhoud te hebben gehad met den Minister van
Binnenlandsche Zaken, op advies van Zijne Excellentie besprekin
gen gevoerd met den Burgemeester van Venlo, den heer Berger,
die zich tegenover den aandrang der K.F.C, om de intrekking van
het jeugdverbod in Venlo te bevorderen, afwijzend moet hebben
gesteld.
Het Dagelijksch Bestuur der K.F.C, heeft naar aanleiding van
onze mededeeling, dat de Bond niet kan berusten in het doen hand
haven van het jeugdverbod in enkele Zuidelijke Gemeenten toe
gezegd, dat het zou beleggen een conferentie met het Bestuur der
,,Vereeniging van Noord-Brabantsche en Limburgsche Gemeenten
voor Gemeenschappelijke Filmkeuring" en het Hoofdbestuur van
den Nederlandschen Bioscoop-Bond, teneinde eene oplossing dezer
kwestie te verkrijgen. Toen het verslagjaar ten einde was, waren
vier maanden sedert de toezegging door het K.F.C.-bestuur was ge
daan, verstreken, maar een conferentie omtrent deze aangelegen
heid was zelfs toen nog niet in het zicht.
Intusschen heeft het Hoofdbestuur, dat met het oog op de groote
nadeelen, welke de bioscoopexploitaties door de jeugdverboden on
dervinden, stopzetting dier exploitaties in overweging genomen
heeft, zich in de maand December met een verzoek om een onder
houd tot den heer Burgemeester van Venlo gewend, omtrent welks
resultaat vermoedelijk in het volgend jaarverslag nadere mede
deelingen gedaan kunnen worden.
Over de functioneering van het keuringsinstituut der K.F.C.
werden in het afgeloopen jaar nagenoeg geen klachten van betee-
kenis vernomen, zoodat hieruit mag worden geconcludeerd, dat dit
instituut vrij goed functioneert.
Minder tevreden is men in de kringen van filmverhuurders en
bioscoopexploitanten in het Zuiden over de keuring zelve. Er wer
den nog te veel films ongemotiveerd afgekeurd. Bedroeg in 1930
het aantal afgekeurde films 82 van de 380 c-films, welke de K.F.C,
had te beoordeelen, in 1931 zijn, voor zoover uit de uitgegeven
bisten valt op te maken, van de circa 300 C-films ongeveer 50 af
gekeurd. Het percentage der afgekeurde films, zijnde in 1930 onge
veer 2\x/2, is dus wel iets gedaald en wel tot ca. 16 pet. in 1931,
doch in aanmerking nemende de reeds zoo scherp toegepaste cen
suur van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring wordt alge
meen in bedrijfskringen dit percentage nog veel te hoog geacht.
23