Bijlage A, DE VERMAKELIJKHEIDSBELASTING IS EEN ZAKELIJKE HEFFING, DIE EEN BELANGRIJK DEEL DER BRUTO- ONTVANGSTEN CONFISQUEERT. Conclusies van het prae-advies, uitgebracht door den Bondsadministrateur, den heer A. de Hoop, aan het Middenstandscongres te Zandvoort. I. De belasting op tooneelvoorstellingen en andere vermake lijkheden, die in haar ouden vorm het kenmerk droeg van „be stemmingsbelasting", doch nog altijd heet te zijn een weeldebelas ting, waarmede bedoeld wordt een belasting op niet noodzakelijke verteringen, die door de verbruikers (in casu de bezoekers der vermakelijkheden) wordt opgebracht, mist als zoodanig haar rechtsgrond, wijl: lo. concerten, schouwburg, bioscoop, sport en café in het leven der menschheid geen weelde meer geacht kunnen worden; en 2o. deze belasting niet voor afwenteling op de bezoekers vat baar is. II. Daar gebleken is, dat door verhooging der entreeprijzen wegens den druk der vermakelijkheidsbelasting het bezoek aan concerten, tooneel-, film- en andere vertooningen afneemt, kan als vaststaand worden aangenomen, dat deze belasting de cultureele belangen van het volk ernstig schaadt. III. In werkelijkheid is de vermakelijkheidsbelasting een zake lijke heffing, die niet naar winst vraagt, doch een belangrijk deel van de bruto-ontvangsten, ongeacht of er met winst dan wel met verlies gewerkt wordt, op grove wijze confisqueert. IV. In aanmerking nemende, dat een belasting nimmer mag worden aangewend om van overheidswege de niet-fiscale belangen van een bepaalde groep te bevorderen, is een gedifferentieerde hef fing, gelijk die in sommige gemeenten wordt toegepast, ten voor- deele van de niet-fiscale belangen o.a. van het tooneel, absoluut te veroordeelen. V. De omstandigheden, dat de vermakelijkheidsbelasting als weeldebelasting niet meer houdbaar is en als zakelijke heffing zoo wel cultureel als economisch afkeurenswaardig is, maken de af schaffing dezer belasting gebiedend. 57

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1931 | | pagina 55