tend deze toevoeging te bestrijden, den hoofdgrond van 's-Hofs beslissing verzwijgt en onaangetast laat, en reeds daarom niet tot cassatie kan leiden; Overwegende aangaande het vierde middel van cassatie: dat het Hof, vaststellende dat volgens de statuten van den Ne- derlandschen Bioscoop-Bond voor elke door een lid gedreven zaak slechts één vervangend-kiesgerechtigde mag worden aangewezen, en beslissend, dat de Bond Mr. Romme niet als vervangend-kiesge rechtigde van het lid du Mee behoefde te erkennen nu deze reeds Mevrouw M. du Mee als zijn vervangend-kiesgerechtigde had aan gewezen en in zijne ten behoeve van Mr. Romme opgemaakte ver klaring zijne oorspronkelijke opgaaf niet heeft ingetrokken, en deze intrekking uit die verklaring ook niet volgt, ongetwijfeld heeft aan genomen, dat Mevrouw du Mee nog plaatsvervangend-kiesgerech- tigde was op het oogenblik van de weigering van de toelating van Mr. Romme; dat derhalve de klacht van het middel feitelijken grondslag ontbeert; Overwegende dat ook het vijfde middel van cassatie faalt, daar geen der in het middel aangehaalde wetsartikelen zich er tegen verzet om overeen te komen, dat bij niet naleving van zekere ver plichtingen eene boete zal worden verbeurd of zal kunnen worden opgelegd, onverschillig of door de niet naleving dier verplichtingen schade is geleden; Verklaart eischer ontvankelijk in zijn ingesteld beroep in cassatie; Verwerpt dat beroep. Veroordeelt den eischer in de kosten op de cassatie gevallen, tot op de uitspraak van dit arrest aan zijde van verweerster begroot op vijftien gulden aan verschot en op vierhonderd gulden voor salaris. 62

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1931 | | pagina 58