het belangrijk feit, dat de Bedrij f sa f deeling Filmverhuurders geen
zelfstandige organisatie is, die rechtspersoonlijkheid bezit, doch een
onder-af deeling is van den Nederlandsen en Bioscoop-Bond, die
steeds op al hare besluiten de goedkeuring van het Hoofdbestuur
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond noodig heeft en dus bij het
stellen van daden en bij het voeren van acties, deze daden en acties
steeds dezen tol, die op haar weg geplaatst werd, moet doen pas
seeren.
Het thans zittend Bestuurscollege, dat in de vergadering van
8 April gekozen werd, voelde bij zijn optreden, dat dit zeer belem
merend zou kunnen werken bij het doorvoeren zijner plannen, die
het voor de leden der Bedrij f saf deeling Filmverhuurders van het
grootste belang achtte. De vastbeslotenheid van het nieuwe Bestuur
om eenige plannen met kracht door te zetten, gaf daarom in den
beginne eenige wrijving met het Hoofdbestuur van den Nederland
schen Bioscoop-Bond, waarvan een vrij gepeperde correspondentie
het gevolg was.
Men kon zelfs een oogenblik constateeren, dat het nieuwe Be
stuur der Bedrij f saf deeling Filmverhuurders beschouwd werd niet
allereerst te willen dienen de belangen der Bedrij f saf deeling en
daardoor die van hare leden, maar meer handelde uit een zekere
oppositie-zucht, waarin dit college een buitengewone voldoening
zou vinden.
Het moet gezegd, dat deze gedachte ook bij het Hoofdbestuur
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond na eenigen tijd verdween
en ook bij dit college plaats maakte voor de overtuiging, dat er
uitsluitend gehandeld werd uit een welbegrepen bedrij f s- en orga
nisatiebelang.
Geconstateerd kan dan ook worden, dat geleidelijk de samenwer
king tusschen het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond en het thans zittend college beter werd en dat er een beter
begrijpen van elkanders bedoeling intrad.
Het mag in dit jaarverslag echter niet verzwegen worden, dat met
dit beter begrijpen ook feitelijk gelijken tred hield een mindere voort
varendheid van de zijde van het Hoofdbestuur bij het afwerken der
voorstellen, die door onze Afdeeling ter goedkeuring aan dit Hoofd
bestuur werden voorgelegd en waardoor de afwerking van deze
voorstellen en de uitvoering daarvan belangrijk werd vertraagd,
hetgeen op ons Bestuur wellicht den schijn heeft geworpen dat het
op het einde des jaars een mindere activiteit dan in het begin van
zijn Bestuursperiode aan den dag legde.
Dit is echter volkomen onjuist.
Wij zijn daarom genoodzaakt te vermelden, dat de belangrijkste
66