Buma laten aanpassen aan de classificatie, die de Bond zelf reeds
vroeger van de bioscopen in Nederland had gegeven.
Dezerzijds werd vooropgesteld dat voor de uitvoering der mu
ziek, welke bij de opvoering van geluidsfilms ten gehoore wordt
gebracht, geen muziek-auteursrechten verschuldigd zijn en dat in
elk geval, ook al zou door wettelijke leemten juridisch een andere
opvatting gehuldigd worden, voor de geluidsfilm-muziek minder
betaald zou moeten worden, wijl de componisten reeds van de film
fabrikanten dikwijls een hoog honorarium hebben genoten.
Ons standpunt kwam dan ook hierop neer, dat in geen geval
een hooger tarief mocht worden vastgesteld dan bijv. Buma in een
van de jaren, dat deze instelling niet door concurrentie van de
Sacem gehinderd werd, had toegepast.
Buma handhaafde echter zijn eisch van l)/£ pet. van de bruto-
recette na aftrek der vermakelijkheidsbelasting en 34 Pct- extra
voor bioscoopvoorstellingen afgewisseld door één of meer variété-
nummers. Op 24 Juli deelde Buma mede, dat het de onderhandelin
gen als definitief beëindigd beschouwde en dat het zich als gevolg
hiervan zou wenden tot de bioscopen om tot het afsluiten van con
tracten te geraken.
Tijdens de onderhandelingen in Mei 1933 had Buma reeds tegen
verschillende onzer leden procedures aanhangig gemaakt, die ons
de gelegenheid boden deze kwestie principieel door den Nederland-
schen Rechter te laten uitmaken.
Bij al deze procedures verdedigt de rechtskundige adviseur van
den Bond, de heer Mr. Ch. J. F. K a r s t e n het door den Bond
ingenomen principieele standpunt, in het kort hierop neerkomende,
dat de bioscoopexploitant, die van de filmverhuurders de vertoo-
ningsrechten der films heeft gekocht (gehuurd) niets te maken
heeft met aparte auteursrechten en in ieder geval niets met den
auteur der muziek zelf. Trouwens het vertooningsrecht is normaliter
begrepen in het recht, dat de filmproducent van zijn componist
„koopt", in het bijzonder t.a.v. muziek, die voor de film is gemaakt,
voor welk recht de componist behoorlijk betaald wordt, terwijl door
de vertooning der film in den regel de goodwill van zijn eigen ex
ploitatie nog belangrijk in waarde stijgt en zonder dat de com
ponist eenig risico draagt.
Behalve een aantal civiele procedures werd ook nog tegen een
onzer leden in Breda een strafproces aanhangig gemaakt, waarbij
Mevrouw Mr. B. R. J. B e 1 i n f a n t e-J e s s u r u n. die evenals
onze rechtskundige adviseur, de heer Mr. K a r s t e n aangaande
deze ingewikkelde juridische kwesties waardevolle adviezen heeft
gegeven, als verdedigster van ons lid optrad,
10