Zoo verscheen op instigatie van het Hoofdbestuur in nagenoeg
alle Nederlandsche dagbladen de navolgende waarschuwing:
„Het mag een verheugend verschijnsel worden genoemd, dat
er gedurende den laatsten tijd een levendige belangstelling,
ook buiten het film- en bioscoopbedrijf, is ontstaan voor pogin
gen om tot het produceeren van Nederlandsche speelfilms te
komen. Ongetwijfeld is het voor ons land van velerlei belang,
dat de Nederlandsche filmkunst zich niet langer zal behoeven
te beperken tot het gebied der documentaire films, doch zich
ook zal kunnen uiten in groote speelfilms, die haar in contact
zullen brengen met het geheele Nederlandsche volk.
Hoewel het dan ook toegejuicht moet worden, dat eerlang
in de Nederlandsche bioscooptheaters Nederlandsen-spreken
de films vertoond zullen kunnen worden, dient er op gewezen
te worden, dat een Nederlandsche filmindustrie slechts dan
zal vermogen te floreeren, indien zij op gezonde commercieele
basis berust en onder deskundige leiding staat. Echter is de
vrees gewettigd, eenerzijds dat malafide personen, buiten het
film- en bioscoopbedrijf staande, de belangstelling die er voor
deze nieuwe industrie in ons land bestaat, trachten of zullen
trachten aan te wenden om onder schoonklinkende, doch on
vervulbare beloften aanzienlijke sommen gelds, die er voor de
stichting van een filmindustrie nu eenmaal noodig zijn, ten
eigen bate uit de zakken van niets kwaads vermoedende Ne
derlanders los te krijgen, en anderzijds dat niet-deskundigen
de hun toevertrouwde gelden zonder eenig positief resultaat
met experimenteeren zullen verdoen.
Het verdient dan ook ten sterkste aanbeveling, alvorens in
te gaan op plannen van promotors voor het produceeren van
Nederlandsche speelfilms, het bouwen van studio's e.d., zich
in verbinding te stellen met het Hoofdbestuur van den Neder-
landschen Bioscoop-Bond (Bureau van den Bond: Achter
gracht 19 te Amsterdam), dat gaarne bereid is omtrent der
gelijke plannen advies uit te brengen."
Ook stelde het Hoofdbestuur onze Regeering in kennis van de
plannen, die gewetenlooze „ondernemers" koesterden om ons be
drijf in miscrediet te brengen, opdat geen steun in welk opzicht
ook van de zijde der Regeering aan dergelijke plannen zou worden
verleend.
Dank zij al deze waarschuwingen werden van vele kanten in
lichtingen bij het Bondsbureau ingewonnen en konden vele Neder-
30