3 geschillen tusschen filmverhuurders onderling; 5 geschillen tusschen leden-exploitanten onderling; 2 geschillen door een filmproducent contra een filmstudio-maat schappij; 1 geschil door een studio-maatschappij contra een filmproducent: 9 geschillen door donateurs contra leden-exploitanten; 1 geschil door een donateur contra een lid-filmverhuurder; 8 geschillen door filmverhuurders contra niet-leden; 3 geschillen door niet-leden contra leden. Van de 146 in behandeling genomen geschillen werden 23 voor of tijdens de zitting ingetrokken, terwijl 26 betalingsgeschillen (d.w.z., dat het eenig geschilpunt lag in de niet-betaling eener vaststaande vordering) werden behandeld. 2 geschillen hadden betrekking op beschadiging van films. In 6 gevallen werd door de Commissie omtrent een overeenkomst inzake verhuur en huur van films, over welks totstandkoming een geschil was gerezen, uitspraak gedaan. 4 geschillen hadden be trekking op de al of niet aansprakelijkheid van een nieuwen theater exploitant voor de door zijn voorganger aangegane contracten. In 7 gevallen werd door de Commissie een beslissing in overleg met en met instemming van beide partijen gewezen, terwijl in 4 gevallen ter zitting door partijen een minnelijke schikking tot oplossing van het geschil werd getroffen. 4 geschillen hadden betrekking op de doorzending van films. Bij verstek werden 19 uitspraken gewezen. Bij de Commissie werd door een artiste een geschil aanhangig gemaakt contra een filmproducent, die een arbeidsovereenkomst niet was nagekomen, op grond waarvan uitbetaling der overeengekomen gage en schadevergoeding werd gevorderd. De eisch tot schadever goeding werd ontzegd, de gevorderde gage toegewezen. Verder heeft de Commissie in een tweetal geschillen tusschen een studio maatschappij en een filmproducent de interpretatie van eenige in het studio-huurcontract voorkomende bepalingen vastgesteld. In een zeer omvangrijk geschil betrekking hebbende op het te laat opleveren van een filmstudio aan een filmproducent heeft de Commissie de gevorderde schadevergoeding ten deele toegewezen. De Commissie heeft in een door een buitenlandsche productie maatschappij tegen een lid-filmverhuurder terzake van de interpre tatie van een optie-overeenkomst uitspraak gedaan, waarbij zij ver klaard heeft, dat het lid-filmverhuurder verplicht was ten minste één der betreffende films af te nemen en bij gebreke van dien den overeengekomen koopsom aan de productie-maatschappij te betalen. 62

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1934 | | pagina 62