Het slopen van theaters zagen wij echter liefst door den herbouw van nieuwe gevolgd; aangezien wij de overtuiging hadden, dat deze heeren wel konden afbreken, doch niets konden opbouwen, hebben wij gemeend goed te doen, ze maar buiten onze theaters te houden. Wij zijn er wel bij gevaren, hetgeen de ondervinding reeds duidelijk geleerd heeft. Het Bondswerk in het algemeen had onze volle aandacht. IJverig werd door ons deelgenomen aan de besprekingen en werk zaamheden, die het vormen van een exploitantenraad in den Ne- derlandschen Bioscoop-Bond hebben voorbereid. Een ontwerp- reglement van dezen raad en de daarop betrekking hebbende wijzi gingen in het Afdeelings-Reglement van den Bond werden voor- loopig vastgesteld en zullen eerst in 1935 definitief worden aan genomen. De keuringsarbeid der K. F. C. werd door ons met groote nauw lettendheid gevolgd. Ook hierover werd door ons zoo noodig met het Hoofdbestuur het noodige contact onderhouden. In Nieuwenhagen werd door ons geijverd voor opheffing van een vastgesteld minimum vermakelijkheidsbelasting-bedrag per dag. Vermindering werd wel verkregen: tot afschaffing konden wij den raad niet brengen. Het laat zich aanzien, dat 1935 ook hier ons een klein succesje schenken zal. Inzake belastingkwesties te Spekhol- zerheide en Kerkrade dienden wij het Hoofdbestuur van voorlich ting. Ter behartiging van al deze acties en aangelegenheden werden zeer veel conferenties met het Hoofdbestuur van den Bioscoop- Bond gehouden. Twaalf bestuursvergaderingen en 6 algemeene ledenvergaderingen werden er aan gewijd. Het bestuur onderging in 1934 geen enkele wijziging. Uit bovenstaand jaarverslag zal ongetwijfeld de frissche levens kracht onzer afdeeling blijken. Moge in het jaar 1935 het medeleven zoo mogelijk van alle leden in ons zoo uitgebreid, maar voor het bioscoop-bedrijf zoo be langrijk district, nog krachtiger en intensiever worden. A. H. BOEKRAAD, Secretaris. Eindhoven, Maart 1935. 80

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1934 | | pagina 79