Consequenties van het Bondsbesluit van 11 Febr. 1935.
Vermoedens, dat inbreuk was gemaakt op sub 5e van het Bonds
besluit (het verbod tot het maken van afspraken, waardoor het be
drijf van een of meer leden op eenigerlei wijze zou kunnen worden
bemoeilijkt) vereischten in vier gevallen een diepgaand onderzoek
door het Hoofdbestuur. Het gelukte echter niet in eenig geval den
vermoeden inbreuk te constateeren.
Wel kon worden tegengegaan, dat van een verleende concessie
tot oprichting van een nieuwe bioscoop een handelsobject kon
worden gemaakt.
Veel werk veroorzaakte de bij genoemd Bondsbesluit ingestelde
„Lijst van Geen Bezwaar". Omtrent de plaatsing van vereenigin-
gen e.a. op deze Lijst werden adviezen bij de af deelingen inge
wonnen.
Maatregelen werden overwogen ten opzichte van personen en/of
ondernemingen, die zich, hoewel niet over voldoende kapitaal be
schikkende, wilden interesseeren bij het produceeren van Neder-
landsche films,
In één geval zond het Hoofdbestuur een waarschuwing aan de
leden, om met zulk een onderneming, die reeds met de productie
eener film was begonnen, zonder te kunnen aantoonen, over de
benoodigde middelen te kunnen beschikken, geen zaken te .doen.
Een bedrijfsbesluit, om te dezer zake een permanent toezicht op
de financieele capaciteit van filmproductiezaken uit te oefenen, was
in voorbereiding.
Smalfïlm- en Televisie-probleem.
Veel aandacht werd gewijd aan de consequenties, die de ver
tooning van smalfilms voor het bedrijf met zich kan brengen.
Hieromtrent werd contact gezocht met de buitenlandsche zuster
organisaties.
Ook de ontwikkeling van de televisie maakte een onderwerp van
studie uit.
Contact met verschillende corporaties.
Bestendigd werd nog het lidmaatschap van den Kon. Ned. Mid
denstandsbond. Voor den door dezen Bond ingestelden Vakraad
benoemde het Hoofdbestuur tot zijn vertegenwoordiger den heer
Ed. Cohen Barnstijn te 's-Gravenhage, die echter spoedig daarna
70