Overwegende, dat het Hof overneemt wat dienaangaande in op- gemeld vonnis is overwogen; Overwegende, dat de feiten hierop neerkomen: dat door den President der Arrondissements-Rechtbank te 's-Gravenhage aan de appellante verlof is verleend om een derde van geïntimeerdes recettes van de voorstellingen van de geluidsfilm „Savoy Hotel 217" in beslag te nemen, op grond van de stellingen van appellante, dat zij een repertoire van muziekwerken tot haar beschikking heeft, ontstaan doordat componisten en andere recht hebbenden op uitvoeringsauteursrechten, deze, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van hun nationale organisatie, ter verdedi ging en exploitatie in Nederland hebben toevertrouwd aan appel lante en dat in geïntimeerde's theater wordt vertoond de geluidsfilm voornoemd, waarbij muziek van den componist Walter Gronostay, behoorende tot het repertoire van appellante, wordt ten gehoore gebracht, zonder de, krachtens de auteurswet daarvoor vereischte, toestemming van verzoekster; dat geïntimeerde daarop van den President heeft gevorderd op heffing der dientengevolge gelegde beslagen met verbod dusdanige beslagen opnieuw te leggen, op grond dat appellante niets heeft gesteld van overdracht door den componist van diens muziek- auteursrechten op appellante, welke overdracht ook niet heeft plaats gehad, terwijl appellante ook niet op andere wijze is gerech tigd om de auteursrechten suo jure uit te oefenen; dat de President de vordering heeft toegewezen op grond, dat Gronostay alle auteursrechten bij overeenkomst met de Universum- Film-Aktiengesellschaft, verder te' noemen Ufa, aan deze heeft overgedragen, en in ieder geval niet aan appellante; dat evenmin appellante rechten kan afleiden uit de Beitritts- erklarung door Gronostay geteekend, toen hij lid van het Oosten- rijksche Bureau voor muziekauteursrecht, verder te noemen A.K.M, werd, omdat volgens Nederlandsch recht overdracht van toekom stig auteursrecht, gelijk daarbij is geschied, niet mogelijk is, en dat ook niet uit de door Gronostay aan appellante afgegeven verkla ring het recht kan voortvloeien om de beslagen te mogen leggen, nu Gronostay zelf niet tot het leggen gerechtigd was, waar hij zijn auteursrechten reeds aan de Ufa had overgedragen; dat appellante tijdig van dit vonnis in hooger beroep is gekomen, waarop partijen over en weer ter terechtzitting van het Hof van een conclusie hebben gediend en ten slotte hare raadslieden de zaak nog mondeling hebben toegelicht; Wat het recht betreft: Overwegende, dat de eerste grief zich richt tegen het feit, dat de President zich bevoegd heeft geacht van de vordering in kort 109

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 107