meene afdeelingsraadvergaderingen waarvan er 12 gehouden werden voorbereid. Een der voornaamste punten van behandeling, waaraan een 4-tal vergaderingen gewijd werden, was het ontwerp prijzenreglerrient. Door het secretariaat werd, voordat het eerste ontwerp van het Hoofdbestuur verscheen, aan de afdeelingen gevraagd, op welke wijze zij zich een minimumentreeprijzenregeling dachten. De inge komen antwoorden werden tot een rapport verwerkt en aan het Hoofdbestuur aangeboden. Het Hoofdbestuur heeft zich blijkbaar met de in het rapport aangegeven regeling niet kunnen vereeni gen, want in de van zijn hand verschenen ontwerpen, was niets van de door den Afdeelingsraad ontworpen regeling terug te vin den. Hoewel de Afdeelingsraad het met eenige bepalingen uit de verschillende ontwerpen en tenslotte uit het laatste ontwerp niet eens was, had hij toch besloten de totstandkoming van bedoelde regeling te bevorderen, zij het dan onder voorbehoud van enkele wijzigingen, die in het laatste ontwerp zouden moeten worden aan gebracht. Helaas. het ontwerp is nimmer „wet" geworden, want reeds aan het begin der eerste behandeling bleken de meenin gen zoo verdeeld te zijn, dat het Hoofdbestuur het ontwerp voor- loopig terugnam, om daardoor in staat te zijn het nogmaals te maken tot een voorwerp van studie voor leden afdeelingsbesmren, Afdeelingsraad en Hoofdbestuur. Hoewel het een moeilijk te regelen materie is, mag worden ver wacht, dat het Hoofdbestuur niet zal rusten, alvorens een zoo zeer gewenschte, ja zelfs een allernoodzakelijkste minimumentreeprijzen regeling zal zijn tot stand gekomen. Als iets het aanzien van het bedrijf schaadt, dan is het wel de daling der entreeprijzen beneden een redelijk en oorbaar peil. Indien het Hoofdbestuur hetgeen wij over het prijzenreglement schreven, wil beschouwen als een beroep op dit College gedaan en aan dit beroep ook inderdaad gehoor geven, dan zijn wij het daar voor ten zeerste dankbaar. Te memoreeren welke de andere belangrijke onderwerpen, waarmede de afdeelingsraad zich bezig hield en waarover hij zijn zienswijze aan het Hoofdbestuur kenbaar maakte, zijn, achten wij overbodig, aangezien deze onderwerpen vanwege de luidruchtig heid, waarmede zij behandeld werden, van voldoende bekendheid mogen worden geacht. Vermeld dient echter nog te worden, dat door den Afdeelings raad voordrachten werden ingediend ter benoeming van leden van den Raad van Beroep en Commissie van Geschillen, welke voor- 124

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 120