derlinge houding aannam ten opzichte van de vertooningen en het plaatsen van advertenties van de door de Centrale Com missie voor de Filmkeuring goedgekeurde en door de K.F.C, toe laatbaar verklaarde film ,,Heldenkermis". Na een korte, vrij scherpe correspondentie met de directie van genoemd blad had er een conferentie plaats tusschen den heer Hoofdredacteur en directeur van bovengenoemd blad en het be stuur onzer afdeeling, in welke conferentie door den hoofdredacteur zeer openhartig en uitvoerig de zienswijze der redactie en der directie ten opzichte van het film- en bioscoopvraagstuk werd uiteengezet. Door deze conferentie en de daarbij gevoerde besprekingen werd het bestaande verschil van inzicht betreffende het aan de orde zijnde geschilpunt weggenomen en kon een conflict met dit zeer voorname gewestelijke dagblad worden voorkomen. Twee belangrijke aangelegenheden van meer internen aard heb ben de zeer bijzondere aandacht van het bestuur gehad, n.1. het vaststellen van een minimumentreeprijs en het verbod program ma's met drie hoofdnummers te vertoonen. Reeds in het vorig jaarverslag moesten wij constateeren, dat er hier en daar een wedloop scheen te beginnen in het verlagen der entreeprijzen en in het overladen der filmprogramma's. Deze wedloop, in 1935 begonnen, werd met kracht in 1936 voort gezet. Ingrijpen bleek noodzakelijk,, omdat de prijzen tot een on houdbaar niveau waren teruggezakt. In een algemeene ledenvergadering, welke mede door den heer A. de Hoop, directeur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond werd bijgewoond, werd besloten voor de theaters, in klassen inge deeld, minimum entreeprijzen vast te stellen en te verbieden, dat de filmprogramma's uit meer dan twee hoofdnummers met eenig bijwerk zouden bestaan. Toen echter spoedig daarna bleek, dat niet alleen in ons gewest doch ook in de andere deelen van ons land een zoo sterke entree- prijsverlaging dreigde, dat hiervan voor het aanzien en de rentabi liteit van ons bedrijf de meest funeste gevolgen te vreezen waren, ontwierp het Hoofdbestuur een minimumentreeprijzenregeling, die voor alle leden van den Bond zou gelden. Veel is over deze ontwerpen (want na het eerste, is een tweede en derde gevolgd) vergaderd, doch tot heden nog zonder resultaat. De meeningen liepen over de verschillende onderdeden zoo zeer uiteen, dat over geen enkel ontwerp de noodige eenstemmigheid kon verkregen worden, zoodat tot heden nog niets bereikt werd, 153

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 149