Ook de smalfilm onder de Bioscoopwet.
Ook tegen het College van Gedeputeerde Staten van Noord-
Holland hebben wij in het afgeloopen jaar met betrekking tot de
smalfilm stelling moeten nemen. Afgezien immers van de maat
regelen, als bedoeld in de Ministerieele circulaire is, alvorens met
een bioscoopexploitatie kan worden begonnen, krachtens art. la
van de Bioscoopwet nog altijd een vergunning noodig van Burge
meester en Wethouders.
Zoo had een caféhouder in Den Helder, die voornemens was aan
zijn tapperij vertooningen van smalfilms te verbinden, een combi
natie, die thans wel ver beneden den stand van de film moet
worden geacht, op 1 April 1936 een verzoek ingediend bij B. en W.
van Den Helder om vergunning als bedoeld in art. 1, Ie lid der
Bioscoopwet, over welk verzoek dit College echter afwijzend be
schikte. Requestrant ging tegen deze beslissing in beroep bij Gepu-
teerde Staten van Noord-Holland, die daarop op 29 Juli 1936 be
slisten, dat reclamant niet kon worden aangemerkt als ondernemer
van het geven in het openbaar van bioscoopvoorstellingen, dan wel
in het openbaar het bioscoopbedrijf uit te oefenen, zoodat volgens
Gedeputeerden B. en W. van Den Helder bij hun beschikking op
het verzoek van reclamant d.d. 1 April ten onrechte toepassing
zouden hebben gegeven aan de bepalingen der Bioscoopwet. Gede
puteerde Staten overwogen o.m., dat in overeenstemming met den
considerans van de Bioscoopwet, bij art. 1 dier wet een schriftelijke
vergunning van Burgemeester en Wethouders wordt vereischt voor
het ondernemen van het geven in het openbaar van blioscoopvoor-
stellingen, waarmede naar luid van de geschiedenis van de totstand
koming van deze bepaling uitsluitend is bedoeld voor het in het
openbaar uitoefenen van het bioscoopbedrijf de vergunning van
B. en W. verplicht te stellen, en dat zoowel uit de bestreden
beschikking van B. en W. als uit de mondeling verkregen inlich
tingen is gebleken, dat reclamant beoogt door het vertoonen in
zijn café van enkele films, eenige variatie te brengen in het muzi
kale programma in zijn localiteit en aldus te trachten meer bezoe
kers in zijn zaak te krijgen, omdat de toestand in zijn bedrijf zeer
ongunstig is.
Deze beslissing riep een principieele kwestie op die, indien Gede
puteerden juist geoordeeld zouden hebben, daardoor zoodanig
werd opgelost, dat naar onze meening ten aanzien van de smal
filmexploitatie het hek van den dam was genomen. Wij meenden
dan ook de juistheid van het standpunt van Gedeputeerden in twij-
31