wijzigen, dank zij een voorstel van een zijner leden, mevrouw A, J, Wolthers Arnolli, tot opheffing van het jeugdverbod. In verband hiermede zonden de exploitanten van de te Utrecht gevestigde bioscooptheaters een request aan den gemeenteraad, waarin zij den Raad dringend verzochten dit voorstel te willen aannemen. Zij gaven daarin o.m. aan, dat het verbod slechts nadeel beteekent voor het bioscoopbedrijf in deze gemeente, hetwelk toch al reeds door de vaste bedrijfslasten alsmede door overheidslasten zwaar werd gedrukt, terwijl zij erop wezen, dat alle in Nederland vertoonde films aan het oordeel der Centrale Commissie voor de Filmkeuring zijn onderworpen, in welke commissie alle geestelijke stroomingen der Nederlandsche bevolking zijn vertegenwoordigd. Bovendien brachten zij naar voren, dat deze keuring, die maximaal 25 a 30 van alle ter keuring aangeboden films toelaatbaar ver klaart, voor eiken leeftijd voldoende waarborg biedt, dat de belan gen van het kind, voor wat betreft de bijwoning van filmvertoonin- gen, volkomen worden beschermd. Voorts gaven zij hun misnoegen te kennen over de bestaande onredelijkheid, dat het gewraakte verbod niet geldend was voor variété-, cabaret-, circus of andere openbare vertooningen, welke zelfs aan geen enkele keuring onder worpen zijn. Het request ging vergezeld van een schrijven van de Huishou delijke Commissie voor de Filmkeuring, gericht tot een lid van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring te Utrecht, in welk schrij ven het standpunt, dat ten aanzien van de jeugdverboden steeds door ons was ingenomen, volkomen werd bevestigd. Het request der Utrechtsche exploitanten werd, dit behoeft wel geen betoog, krachtig ondersteund door het Hoofdbestuur van den Nederland- schen Bioscoop-Bond. Ook het Hoofdbestuur van den Koninklijken Nederlandschen Middenstandsbond heeft zich, zij het op eenigszins andere gronden, tot den Raad gewend met het verzoek het jeugd verbod te willen opheffen. Hoewel er over de kwestie verdeeldheid was in het college van B. en W., heeft de Raad echter, nadat op 8 October de stemmen hadden gestaakt, in zijn zitting van 22 October, waar de stemmen opnieuw staakten en het voorstel van Mevrouw Wolther Arnolli derhalve geacht kon worden te zijn verworpen, zijn eenmaal inge nomen standpunt gehandhaafd. Deze beslissing was al buitengewoon ongelukkig, te meer waar B. en W. het niet eens waren over het aan den Raad gegeven prae- advies en één der leden van den Raad, de heer Schuurman Stek hoven (C.H.) tegen het voorstel stemde, ondanks dat hij tevoren 49

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1936 | | pagina 49