schillende leden van den Bond hun behoud en in menig geval den
opbloei hunner zaken te danken hebben.
In het afgeloopen jaar konden, dank zij de bemoeiingen van het
Hoofdbestuur en het Bondsbureau, wederom verschillende onder
nemingen, die dreigden vast te loopen, in het goede spoor worden
gebracht.
Nu dit jaar een der grootste ondernemingen in gevaar was,
achtte het Hoofdbestuur het evenzeer, wellicht nog meer dan in
alle voorafgaande gevallen, zijn plicht de helpende hand uit te
steken. Hier stond immers niet alleen het „zijn of niet zijn" van
een lid, dat zich met betrekking tot de bioscoopexploitatie groote
verdiensten had verworven, alsmede de broodwinning van zoovele
gezinnen, die aan dit groote concern door dienstbetrekkingen ver
bonden waren, op het spel, maar niet in het minst de credietwaar-
digheid van het geheele bedrijf.
Een ineenstorting van dit concern, waardoor eenige millioenen
guldens verloren zouden gaan, zou immers bedenkelijke gevolger.
voor de verdere credietverleening in ons bedrijf hebben gehad.
Zoo mogelijk moest dus zulk een ineenstorting voorkomen wor
den, ook al ontveinsde men zich in het Hoofdbestuur niet, dat in
deze saneeringszaak het organiseerend talent van den Bond on
gemeen op de proef zou worden gesteld.
De voorzitter en directeur van den Bond zijn namens het Hoofd
bestuur onmiddellijk, nadat het concern in kwestie een beroep op
den Bond had gedaan, dit saneeringswerk begonnen en zij hebben
volgehouden, totdat zij hun doel in het belang van het geheele
Nederlandsche film en bioscoopbedrijf hadden bereikt.
- Bij den opzet van deze saneering was men zich ervan bewust,
dat deze alleen kon slagen, wanneer men den steun had van de
onderscheidene instanties in den Bond, die hiervoor in aanmerking
konden komen. Vandaar, dat het Hoofdbestuur eerst zijn sanctie
aan den opzet verleende, nadat het zich overtuigd had, dat de Be
drijfsafdeling Filmverhuurders de saneeringspogingen van harte
had ondersteund, de Afdeelingsraad zich met den gang van zaken
had vereenigd en de directie van een der grootste bioscoopconcerns,
op wier steun speciaal in deze saneeringszaak werd prijs gesteld,
haar volledige medewerking aan de totstandkoming van de reorga
nisatie had toegezegd. Ook had het Hoofdbestuur zich van den
steun van de Afdeeling Amsterdam verzekerd.
Al de genoemde instanties waren door het Hoofdbestuur inge
licht omtrent den opzet zijner saneeringspogingen.
80