kaarten een gereede aanleiding vond, om bij het Hoofdbestuur op
reglementeering der entreeprijzen aan te dringen.
Met de behandeling van een door het Hoofdbestuur gecon
cipieerd concept-Minimum-Prijzenreglement werd in de in Decem
ber 1936 gehouden Bondsvergadering een aanvang gemaakt, maar
tot een beslissing kwam het toen niet. In het afgeloopen jaar wer
den nog langdurige besprekingen aan deze materie gewijd, zoowel
in onze Bestuurs- als Ledenvergaderingen.
Ten slotte mochten wij het genoegen smaken, dat het Minimum-
Prijzenreglement in de Bondsvergadering van 12 Juli 1937 werd
vastgesteld.
In de daarop krachtens dit Reglement ingestelde Prijzen-
commissie werd door de Afdeeling Amsterdam als lid aangewezen
de heer A. P. du Mée. Alvorens echter tot de vaststelling van
minimumprijzen voor de Amsterdamsche bioscooptheaters over te
gaan, werd overeenkomstig het bepaalde in de artt. 4.B. en 10 van
het nieuwe Reglement het Afdeelingsbestuur in de gelegenheid
gesteld zijn oordeel hierover ter kennis van het betreffend P.C.-
College te brengen.
Oo'k bij enkele hooger-beroep-zaken verscheen het Afdeelings
bestuur voor het Hoofdbestuur, om zijn oordeel hierover te geven.
Spoedig na het in werking treden van het nieuwe Minimum-
Prijzenreglement werd de behoefte gevoeld aan verdere reglemen
teering, welke op afschaffing van alle vormen van reductie gericht
was. Een met het oog hierop door het Hoofdbestuur ontworpen
Prijsbescherming-Reglement werd door het Afdeelingsbestuur met
groote instemming ontvangen. Ook de Ledenvergadering van 29
December 1937 hechtte aan het desbetreffend concept haar
unanieme goedkeuring.
Het Afdeelingsbestuur koestert met betrekking tot de uitvoering
van deze beide reglementen hoopvolle verwachtingen.
Betreffende de overheidslasten heeft het Afdeelingsbestuur zich
op 1 October 1937 met een sterk gedocumenteerd adres tot den
Gemeenteraad van Amsterdam gewend.
Aanleiding hiertoe was het openbaar gemaakt rapport der door
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam in het leven geroepen
Commissie tot het instellen van een onderzoek, op welke wijze in
deze Gemeente de toestanden van het tooneel konden worden ver
beterd, en op welke wijze de Gemeente hiertoe kon bijdragen.
Het aan den Gemeenteraad verzonden adres, waarop tot nu
116