van de „Theorie der belastingen"; Dr. L. G. Kortenhorst, Secretaris:
van de Katholieke Werkgeversvereeniging en lid van de Tweede
Kamer, schreef een verhandeling over ordening, waarin hij de
samenwerking van filmverhuurders en bioscoopexploitanten aan de
leiders van tal van andere bedrijfstakken ten voorbeeld stelde.
Verder waren er bijdragen van den rechtskundigen adviseur van
den Bond, den heer Mr. Oh. J. F. Karsten, over arbitrage, meer in
het bijzonder over de Bondsarbitrage; van den Bondsaccountant,
den heer W. Langelaar, over de administratieve organisatie van.
film- en bioscoopbedrijven; van Mr. Henrik Scholte, Publicity
Manager te Amsterdam, over publicity in Holland, en van den
bekenden filmjournalist, den heer L. Jordaan, over de verhouding
film en publiek, alsmede over de ontwikkeling van de bioscoop.
en de technische organisatie van het bedrijf.
Teneinde niet in herhaling te vervallen mogen wij thans wellicht
met een eenvoudige verwijzing naar dit herdenkingsnummer van.
het Officieel Orgaan volstaan.
Trouwens, kan in dit bestek wel een sprekender bewijs geleverd
worden van den bloei, waarin de Bond zich mag verheugen, dan
juist door het onopgesmukt verslag van de werkzaamheden in het
afgeloopen jaar?
Inwendige verbouwing
Aan de innerlijke verbouwing, waarmede het vorig jaar een begin
gemaakt werd, is dit jaar ijverig voortgewerkt, en nog in den
afgeloopen zomer zag het Hoofdbestuur door de goedkeuring van
de gewijzigde Statuten door de Algemeene Vergadering, de vlag
als het ware op de kap geplant.
Het is voor de vijfde maal, dat thans de Statuten een wijziging
hebben ondergaan. Zóó snel groeien het bedrijf en de bedrijts-
verhoudingen en zóó snel groeit de organisatie mee!
Verschillende ordeningsmaatregelen, welke in de laatste jaren
telkens voor een beperkten duur genomen zijn, zullen door deze
wijziging in de grondwet der organisatie zelve verankerd worden.
Ook zal dit het geval zijn met het moeilijk verkregen evenwicht
tusschen leden-leveranciers en afnemers.
Wilde de samenwoning van deze oogenschijnlijk tegengestelde
belangengroepen in hetzelfde huis een gelukkige zijn, dan moesten
dezelfde rechten algemeen gelden wordep.
De evenredige vertegenwoordiging in Hoofdbestuur en diverse
commissies is tenslotte logisch voortgezet in de wetgevende verga-
4