scoopexploitanten voor deze nationale gelegenheid aan B. en W.
ontheffing hadden moeten vragen van de bestaande verordening.
Mede in verband met dit artikel stelde dit blad zijn kolommen
open voor een ingezonden stuk van een hoofd eener school, dat
eveneens gericht was tegen het Utrechtsche bioscoopbedrijf.
Toen de Utrechtsche exploitanten van repliek wilden dienen,
werd hun ingezonden artikel daarentegen niet door het Utrechtsen
Nieuwsblad gepubliceerd.
Begrijpelijkerwijs namen de exploitanten het Utrechtsch Nieuws
blad deze journalistiek onjuiste houding ernstig kwalijk.
Hier werd immers een machtsmiddel gebruikt tegen hen, waar
door zij gedwongen werden eveneens hun toevlucht te nemen tot
hun ter beschikking staande machtsmiddelen.
Zij besloten n.1. in het betreffende blad niet meer te adverteeren.
Hoewel in bepaalde bladen, zooals te doen gebruikelijk, nog al
ophef van deze kwestie gemaakt werd, werd het conflict gelukkiger
wijs bijgelegd, omdat beide partijen er geen behoefte aan hadden
de zaak op de spits te drijven.
Het Utrechtsch Nieuwsblad publiceerde n.1. een verklaring in
zijn nummer van 26 Januari 1937, waarbij de verschillende mis
verstanden werden opgehelderd.
De scheeve situatie, welke als gevolg van het Utrechtsch verbod
was ontstaan, in het bijzonder tijdens de feestelijkheden aan het
begin van het jaar, werd dezerzijds echter hoogst onaangenaam
gevonden en hoewel het Utrechtsche Gemeentebestuur bij deze
gelegenheid had doen zien hoe het niet moest, hebben de Utrecht
sche bioscoopdirecteuren in overleg met het Hoofdbestuur besloten
ter gelegenheid van den 28sten verjaardag onzer Kroonprinses te
demonstreeren hoe het met eenigen goeden wil niet alleen moet,
maar ook kan.
De Centrale Commissie voor de Keuring van Films had n.1..
gelijk elders reeds is medegedeeld, gebruik gemaakt van haar be
voegdheid om films, zooals b.v. verlovings- en huwelijksfilms in
te deelen in de klasse der films, bedoeld in art. 1, lid 2, 2e der Bio
scoopwet, waardoor deze onafhankelijk werden gemaakt van even-
tueele gemeentelijke verbodsbepalingen. Hierdoor behoefden de
Utrechtsche bioscoopdirecteuren voor de vertooning van de onder
havige films aan de jeugd geen ontheffing te vragen van het
gemeentelijk verbod.
En om nu te bewijzen, hoezeer zij dit verbod niet alleen, maar
ook de min of meer vervelende gevolgen, die er uit voortkwamen,
verfoeiden, hebben zij de hun geboden gelegenheid aangegrepen
58