plaats werd gekozen de heer S. J. Kinsbergen te 's-Gravenhage.
De heer Zondervan werd wegens de groote diensten, die hij den
Bond en de organisatie heeft bewezen, tot eerelid benoemd. In de
fraaie oorkonde, welke den heer Zondervan bij zijn benoeming tot
eerelid is overhandigd, is symbolisch tot uitdrukking gebracht de
band, welke de Nederlandsche Bioscoop-Bond tusschen de film
kunst en het filmbedrijf vormt.
Ook den heer I. Cohen Barnstijn moge hier nogmaals hulde en
dank worden betuigd voor de vele en belangrijke diensten, welke
hij als Hoofdbestuurder aan den Bond heeft bewezen.
De gezondheidstoestand van den Bondsvoorzitter, den heer D.
Hamburger Jr., heeft in het afgeloopen jaar reden tot ernstige be
zorgdheid gegeven. Geruimen tijd was de heer Hamburger aan
het ziekbed gekluisterd en uit de talrijke bewijzen van deelneming
en medeleven is wel gebleken, hoe zeer de heer Hamburger als
leider van den Bond, als bedrijfsman en als mensch door alle be
langhebbenden bij het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf
geliefd is. Het was met groote vreugde, dat de tijding vernomen
werd, dat de heer Hamburger in zoovere aan de betere hand
was. dat hij tot volledig herstel naar het buitenland kon vertrekken.
Toen tenslotte na eenige maanden de heer Hamburger geheel
hersteld in zijn werkkring terugkeerde, vormden de talrijke bewijzen
van verheugenis over het herstel van den Bondsvoorzitter als het
ware een manifestatie van de aanhankelijkheid en de vriendschap,
welke in de harten van allen, die bij het bedrijf belang hebben,
gekoesterd wordt jegens den hooggeachten leider.
Gedurende de maandenlange periode van de ongesteldheid van
den heer Hamburger rustte de zware taak van het Voorzitterschap
van den Bond op de robuste schouders van den Vice-Voorzitter,
den heer C. S. Roem, die zich daarvan met groote bekwaamheid
en ambitie heeft gekweten.
De bemoeiingen van het Hoofdbestuur zijn ook in 1937 opnieuw
toegenomen. Bleef het aantal Hoofdbestuursvergaderingen gelijk
aan dat van het vorig jaar (26), het Hoofdbestuur moest niet
minder dan zes maal gedurende twee dagen achter elkaar verga
deren, terwijl de meeste andere vergaderingen den geheelen dag
en het grootste gedeelte van den avond in beslag namen. De Hoofd
bestuurders moesten dus niet minder dan 32 dagen (vorig jaar 30)
geheel beschikbaar stellen voor het Bondswerk. De leden van het
Dagelijksch Bestuur kwamen bovendien nog 14 maal (vorig jaar
10 maal) in vergadering bijeen.
Het is ondoenlijk een volledig verslag uit te brengen van alle
80