dat de plaatselijke commissie van toezicht op de bioscopen te
Beverwijk bij brief van 14 November 1935 de aandacht van Burge
meester en Wethouders heeft gevestigd op bovenbedoelde adver
tentie, welke, naar de commissie mededeelde, meer in het bijzonder
wat de daarin voorkomende afbeelding betrof, aan velen aanstoot
gaf;
dat daarom door genoemde commissie, te dezer zake voorgelicht
door den Voorzitter der Centrale Commissie voor de Filmkeuring,
die op 12 Nov. 1935 als zijn meening te kennen had gegeven, dat
door deze wijze van annonceering in strijd was gehandeld, niet
alleen niet het bepaalde cub 3. e, doch ook met dat sub 2.e van
artikel 7 der Bioscoopwet, aan Burgemeester en Wethouders in
overweging werd gegeven tot toepassing van artikel 10 over te
gaan;
dat Burgemeester en Wethouders op grond van dit advies hunne
waarschuwing van 20 Nov. 1935 aan appellant hebben doen uit
gaan, waarbij werd overwogen, dat appellant door het publiceeren
van bovenbedoelde advertentie, waarin eene afbeelding voorkwam,
welke niet door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring was
toegelaten, de ingevolge artikel 7 sub 3e der Bioscoopwet op hem
rustende verplichting niet was nagekomen en waarbij voorts onder
de aandacht van appellant werd gebracht, dat de vergunning
krachtens artikel 11 der wet zou kunnen worden geschorst, indien
binnen 5 jaren opnieuw termen voor het zenden van eene waar
schuwing aanwezig zouden zijn;
Overwegende, dat door appellant ter staving van zijn beroep
is aangevoerd, dat de onderwerpelijke waarschuwing door Burge
meester en Wethouders ten onrechte is uitgevaardigd en wel op
grond, dat onder het in artikel 7 sub 3e der Bioscoopwet voor
komende begrip vertoonen, waarop in die wetsbepaling de nadruk
valt. niet mag worden begrepen het in een blad doen opnemen van
eene advertentie, ook al komt daarin eene afbeelding voor;
dat mitsdien eene afbeelding, voorkomende in eene advertentie
voor eene bioscooponderneming, de goedkeuring van de Centrale
Commissie voor de Filmkeuring niet behoeft;
dat de hem gezonden waarschuwing zelfs in strijd is te achten
met het door de Grondwet in artikel 7 gewaarborgde recht van
vrijheid van.drukpers;
Overwegende, dat het standpunt van appellant van de zijde van
Burgemeester en Wethouders van Beverwijk op de volgende gron
den is bestreden:
dat het lokken van publiek door sensationeele of pikante reclame,
153