het psychologisch effect op de gezindheid van financieele kringen
jegens onze filmindustrie, alsook de nieuwe impulsen, welke door
deze productie aan de industrie zouden worden gegeven.
Hoewel geproduceerd zou worden bij een lid van den Bond. ter
wijl bovendien twee leden-filmfabrikanten van den Bond als advi
seurs aan het comité waren toegevoegd, vertoonde de opzet van
de productie eenige lacunes, welke, naar achteraf gebleken is,
geenszins geweten mogen worden aan de initiatiefnemers, doch
niettemin de aandacht moesten trekken van het Hoofdbestuur. De
voornaamste was wel, dat het comité geen lid van den Bond was
en evenmin toestemming had gevraagd voor het vestigen van een
filmproductiemaatschappij, als voorzien in het Overgangsbesluit.
Bij nader contact tusschen het comité en het Hoofdbestuur kwam
dit College al aanstonds tot het inzicht, dat zich hier omstandig
heden van meer uitzonderlijken aard voordeden.
In het comité zaten immers de hoogste autoriteiten in den lande,
terwijl vele van deze figuren nauw bij de financiering, welke ge
heel a fonds perdu was geschied, betrokken waren. Voorts bleek,
dat het comité geen onderneming in den eigenlijken zin geacht kon
worden te zijn, aangezien ieder winstoogmerk aan den opzet
vreemd was.
Weliswaar had men formeel niet geweigerd toestemming als
bedoeld in het Overgangsbesluit aan het Hoofdbestuur aan te
vragen, en evenmin blijk gegeven, dat men geenszins voornemens
was zulks te doen, doch het Hoofdbestuur begreep, dat het lidmaat
schap van den Bond voor het comité in de gegeven omstandigheden
eventueel consequenties met zich zou kunnen brengen, welke voor
vele leden daarvan niet gewenscht moesten worden geacht.
Het contact, dat van den aanvang af tusschen het Hoofdbestuur
en het Comité heeft bestaan, heeft ertoe geleid, dat begin April
een delegatie uit het Hoofdbestuur, bestaande uit den Voorzitter,
den Vice-Voorzitter en den Bondsdirecteur in Den Haag een con
ferentie met het Comité voor de Nationale Film 1938 had, welke
conferentie stond onder leiding van den Voorzitter van het Comité,
Jhr. O. C. A. van Lidth de Jeude. Tijdens deze conferentie werden
de moeilijkheden onder het oog gezien, welke gezien de omstandig
heid, dat het Comité geen lid van den Bond was, zouden kunnen
ontstaan bij de distributie en de vertooning van de zgn. Nationale
Film, een en ander met het oog op de organisatorische besluiten en
reglementen, waaraan het film- en bioscoopbedrijf in ons land
onderworpen is.
25