sing, waarbij opnieuw kapitaal in de waagschaal zou worden
gesteld.
Door een overneming op deze wijze liep men groot gevaar, dat
het evenwicht tusschen de belangen der twee studio's, welke in ons
land gevestigd zijn, zou worden verstoord.
Immers, het was geenszins denkbeeldig, dat door de exploitatie
mogelijkheden, van een op voorwaarden, als vorengeschetst ver
kregen bedrijf, het andere filmproductiebedrijf eveneens in de
grootste moeilijkheden zou komen. Afgezien nog van de omstan
digheid, dat de aanvragers niet vakbekwaam konden worden
geacht en de buitenlandsche interessen van dien aard waren, dat
het in de bedoeling lag films in vreemde talen te gaan produceeren
met behulp van buitenlandsch personeel, inzonderheid artisten,
stond het voor het Hoofdbestuur vast, dat met inwilliging van deze
aanvrage niet alleen geen enkel belang zou zijn gediend, maar dat
zij integendeel funest zou blijken te zijn voor de ontwikkeling van
de vaderlandsche filmproductie.
Op vorenvermelde gronden heeft het Hoofdbestuur besloten de
aanvrage af te wijzen.
Er is nogal rumoer ontstaan rond deze beslissing, vooral in een
bepaald soort bladen, dat zonder inlichtingen in te winnen bij den
Bond, het oor leende aan de teleurgestelde aanvragers en de sug
gestie wekte, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond een groot werk-
object getorpedeerd zou hebben.
De feiten wijzen ook hier uit, dat het Hoofdbestuur goed heeft
gezien. De aanvragers in kwestie, die zulk een ontzaglijk kapitaal
achter zich zouden hebben staan, met buitenlandsche ondernemin
gen gelieerd waren, er hoog over opgaven, dat aan Nederland een
groote kans onthouden was, aangezien zij thans in het buitenland
zouden gaan doen, wat hier, dank zij den Bioscoop-Bond, verhin
derd was, hebben het in het buitenland gedurende een geheel jaar
gebracht tot de productie van zeggen en schrijve één film; dat is
ongetwijfeld iets, maar ookalles.
Als gevolg van een door de aanvragers ondernomen actie heeft
de Minister van Economische Zaken aangaande de genomen be
slissing nog nadere inlichtingen gevraagd, welke Zijne Excellentie
dezerzijds uitvoerig zijn verstrekt.
Ook het Gemeentebestuur van Amsterdam heeft hieromtrent
opheldering gevraagd, welke in een onderhoud ten stadhuize even
eens gegeven is.
Voor het oogenblik hebben deze negatieve beslissingen, gezien
29