heid aangenomen, besloten een rechterlijk beslissing uit te lokken
door den Burgemeester van Dokkum voor zijn handelwijze in
rechten aan te spreken. Hangende echter de voorbereiding van de
in te stellen civiele actie, ontving de exploitant in kwestie, kort na
het einde van dit jaar van dezen Burgemeester de mededeeling,
dat geen bezwaar meer werd gemaakt tegen de vertooning in zijn
gemeente van de film ,,De weg terug". Door deze merkwaardiger
wijze uit eigen beweging gedane geste, demonstreerde de Bur
gemeester, dat Zijne Edelachtbare van de vertooning van de film
„De weg terug", die zooals bekend nogal van pacifistische strek
king is, in de critieke dagen van September 1938 gevaar van
verstoring voor de openbare orde duchtte en dat hij dit gevaar niet
meer aanwezig achtte, nu de omstandigheden, waaronder deze
film destijds vertoond werd, verdwenen waren. Daarmede gaf de
Burgemeester een interpretatie van zijn verbod van vertooning van
alle verdere films „van gelijke strekking", hierop neerkomende,
dat dit verbod dus gold voor dergelijke films voor den tijd van
oorlogsgevaar op dat oogenblik. Het Hoofdbestuur kreeg daar
mede de genoegdoening, dat de Burgemeester het ter elfder ure
noodig vond op een beslissing, welke onzerzijds onjuist moest wor
den geacht, terug te komen, en deze practisch te herroepen. Onder
deze omstandigheden voelde het Hoofdbestuur er niets voor de
behandeling van een zoo principieele aangelegenheid als de onder
havige te doen doorgaan. Zij zou immers slechts worden vertroe
beld, of wellicht mislukken door bijkomstigheden. Derhalve werd
besloten in de zaak Dokkum geen verdere stappen te ondernemen
en een volgende gelegenheid af te wachten, ten einde omtrent de
toepassing van artikel 19 der Bioscoopwet klaarheid te verkrijgen.
Moge deze gelegenheid echter zoo lang mogelijk uitblijven!
Wij zijn er niet, om een soort politieke successen te behalen. Wij
hebben deze ook allerminst noodig. Wanneer ons optreden, al
heeft het oogenschijnlijk bij de Overheid weerklank gevonden,
slechts tot resultaat heeft, dat artikel 19 in de toekomst op de
juiste wijze wordt toegepast met inachtneming van de rechten van
het bedrijf, zijn wij ruimschoots tevreden; hetgeen in 1938 ge
beurd is, nemen we dan desnoods op den koop toe.
Jurisprudentie
De bescheiden jurisprudentie, welke zich in den loop der jaren
aan de hand van de toepassing der Bioscoopwet heeft gevormd,
56