van adverteeren in strijd was gehandeld niet alleen met het bepaalde
sub 3e, maar ook met artikel sub 2e van artikel 7 der Bioscoopwet.
Aangezien van een waarschuwing als hier bedoeld geen beroep
in den een of anderen vorm openstaat, en de rechtmatigheid ervan
derhalve niet betwist kan worden, leverde het schorsingsbesluit van
B. en W. een uitstekende gelegenheid op, alsnog een interpretatie
uit te lokken van artikel 7 der Wet.
Het door den exploitant ingestelde beroep werd in Februari van
dit jaar door het College van Gedeputeerde Staten van Noord-
Holland, onder Voorzitterschap van Mr. Dr. Baron A. Roëll in
openbare zitting behandeld, waarbij de Bondsdirecteur als gemach
tigde van den bioscoopexploitant aanwezig was. Deze betoogde,
dat de waarschuwing indertijd ten onrechte gegeven was, aange
zien artikel 7, 3e van de Bioscoopwet den houder eener bioscoop
vergunning verplicht geen andere afbeeldingen ter reclame voor
films te vertoonen, dan die vooraf door de Centrale Commissie voor
de Filmkeuring zijn toegelaten.
Dit slaat echter geenszins op afbeeldingen in advertenties, doch
op litho's, foto's, etc. Hierbij werd een beroep gedaan op artikel 7
van de Grondwet, waarbij de vrijheid van drukpers is geregeld.
Voorts werd betoogd, dat het schorsingsbesluit van B. en W.
onrechtmatig was, omdat het gegrond was op een onrechtmatige
waarschuwing. Derhalve werd ongegrondverklaring van het schor
singsbesluit gevraagd.
Gedeputeerde Staten hebben besloten het door den exploitant
ingesteld beroep gegrond te verklaren en het daarbij bestreden
besluit van B. en W. te vernietigen.
Door deze beslissing, welke in extenso in No. 63 van het Bonds
orgaan is opgenomen, is principieel uitgemaakt, dat ook de beeld-
afdruk van een advertentie, in tegenstelling met de tot dan toe
heerschende opvatting, niet onder de Bioscoopwet valt, maar de
Grondwettelijke vrijheid geniet, welke artikel 7 van de Grondwet
aan de drukpers toestaat.
Bovendien lag in de onderwerpelijke beslissing voor de plaatse
lijke Overheid de wenk opgesloten, nauwkeurig te overwegen, of
haar optreden in voorkomende gevallen rechtmatig is, aangezien zij,
indien zulks niet het geval is, gevaar loopt, dat haar optreden on
rechtmatig wordt verklaard en de ingevolge dat optreden eventueel
te nemen disciplinaire besluiten op grond daarvan worden ver
nietigd.
De rechtszekerheid, welke de Bioscoopwet aan het film- en
58