Wij zijn daarom dit jaar den weg van de overtuiging ingeslagen,
en wel in tweeërlei opzicht.
Zoo vroegen wij in het begin van het jaar den bekenden schrijver
van de theorie der belastingen, den inmiddels overleden Professor
H. W. C. Bordewijk, hoogleeraar in de statistiek en staathuishoud
kunde aan de universiteit te Groningen, of deze bereid was in het
jubileumnummer van het Officieel Orgaan van den Bond een ver
handeling te schrijven over bioscoopbedrijf en fiscus.
De Groningsche hoogleeraar heeft aan ons verzoek willen vol
doen en het is merkwaardig, hoe zijn verhandeling volkomen paste
in de argumenten, welke wij vroeger reeds bij plaatselijke fiscale
kwesties gewaagd hadden aan te voeren.
Het artikel trok de aandacht van de groote pers, alsook van vele
deskundigen op fiscaal gebied, zonder dat wij de opvattingen van
deze belastingautoriteit, van welke zijde ook, hebben zien bestrijden.
Met betrekking tot de personeele belasting zette de Groningsche
hoogleeraar uiteen, dat het een grove onbillijkheid is, alle andere
bedrijfsruimten, behalve een paar groepen, vol te belasten, als
gaven zij het genot van woningen, als staan zij aan den kant der
vertering en niet aan dien der productie. En zijn conclusie luidde,
dat het er geheel naast is, ruimten, waarin b.v. het bioscoopbedrijf
(hetzelfde geldt van andere bedrijven) wordt uitgeoefend, te behan
delen als waren zij woonhuizen, waarvan de gebruiker het genot
heeft.Die personeele belasting moet natuurlijk worden opgebracht
uit de opbrengst der zaak. Wanneer nu die opbrengst reeds belast
wordt, gelijk hier, door een andere, zakelijke bruto-heffing; de
ermakelijkheidsbelasting, gelegd op de entreebewijzen, dan heeft
dus de bioscoopexploitant reeds belasting betaald over het bedrag,
waarmede hij zijn verdere bedrijfsuitgaven, dus ook de personeele
belasting, zal hebben te voldoen.
De personeele belasting is nimmer bedoeld, op eenig bedrijf als
zoodanig te drukken. Zij staat principieel aan de verteringszijde.
Het mankeert er nog maar precies aan, dat de gemeente ook nog
zou heffen een zakelijke bedrijfsbelasting, die door iederen deskun
dige, juist als bruto-heffing, die bedrijven kapot maakt, reeds lang
in den ban is gedaan.
Men klaagde en klaagt ten deele nog over welhaast tien jaren
crisis. Dezelfde Overheid, die zooveel doet om de gevolgen daar
van te verzachten, steke ook eens de hand in eigen boezem".
Slechte fiscale toestanden zijn, aldus Professor Bordewijk, zeer
65