waarop films, met het oog op de productiekosten en de amorti satie daarvan moeten worden geëxploiteerd. Indien hier niet de hand aan zou worden gehouden, zou de exploitant vertoonings- rechten koopen, waarvan hij de waarde niet kan beoordeelen. Ook een z.g. wachttermijn doet hier niet ter zake, omdat een product in een bepaalde plaats tijd noodig heeft om uit te rou- leeren en er tenslotte ruimte moet zijn voor verdere vertooning en reprises. Ook de kilometergrens, in sommige smalfilmcon- tracten opgenomen, kan niet worden geaccepteerd, omdat bio scoopexploitaties dikwijls gebaseerd zijn op omliggende dorpen en gehuchten, hetgeen in een dicht bevolkt land als het onze, met vele conglomeraten, niet uit het oog mag worden verloren. Vandaar dat reeds in 1935 de Nederlandsche Bioscoop-Bond een besluit uitvaardigde, dat zich, voor wat den aankoop van films aangaat, baseerde op het ondeelbare vertooningsrecht. Het doet ons genoegen, dat ook in het buitenland deze rechts- gedachte na vele wederwaardigheden veld wint en dat nog on langs onze Zwitsersche zusterorganisatie ons mededeelde, dat zij ter zake dezelfde besluiten had genomen als de Nederland sche Bioscoop-Bond. Voor ons blijft dus het 16 mm. formaat niets anders dan een technisch gemakkelijk hanteerbaar filmformaat, waarvan het denkbaar is, dat het, indien de technische mogelijkheden dit zouden toelaten, bij alle vertooningen zou kunnen worden ge bruikt. Nu dit laatste nog niet mogelijk is, is het bij uitstek geschikt voor de exploitatie in kleine en zeer kleine gemeenten, waar de exploitatie van een normaal filmformaat technisch en commercieel bezwaarlijk is. De rechten voor z.g. niet-commercieele vertooningen, kun nen voor ons slechts de beteekenis hebben van een vertoonings recht, dat het gebruikelijke exploitatierecht niet doorkruist, maar dit aanvult in dien zin, dat zoodra het in de normale vertooningen is uitgeput, zijn terrein vindt in de niet-commer cieele vertooningen. Te dezen opzichte dient aanpassing te wor den verkregen aan de organisatorische en commercieele struc tuur in eenig land. Zooals gezegd, vindt ook in het buitenland dit standpunt meer en meer aanhangers, nu de licentiehouders tot het inzicht komen, dat een spreiding van het vertooningsrecht oogenschijn lijk weliswaar een grooteren omzet bezorgt, maar uiteindelijk de essentieele exploitatie schaadt. Zoogenaamde smalfilmhan- delaars, die films vertoonen buiten de organisatie om, doch op dezelfde wijze als het normaal georganiseerde bedrijf, kunnen 96

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1945 | | pagina 100