van de S.H.A.E.F.-werkzaamheden aan den laatsten officer van
deze instelling, Capt. S. Wild, heeft aangeboden, getuigde van
de prettige verstandhouding, welke tusschen haar en het Hoofd
bestuur was ontstaan en niet in het minst ook van de waardee
ring, welke van de zijde der Geallieerde autoriteiten bestond
voor de medewerking der bedrijfsgenooten bij het op gang bren
gen van het film- en bioscoopbedrijf.
Ook de vordering van bioscopen maakte regelmatig contact,
oorspronkelijk met de vertegenwoordigers van het Geallieerde
opperbevel, naderhand met het Ministerie van Oorlog, noodzake
lijk. Vrijwel over de geheele linie kon de vordering worden be
perkt tot een gedeelte van de beschikbare capaciteit of tot zoo
genaamde partieele vorderingen, waarbij een bioscoop geduren
de bepaalde dagen of uren per week werd gevorderd. Algeheele
vordering was, enkele uitzonderingen daargelaten, van korten
duur.
Zeer spoedig is namens het Hoofdbestuur door den Bonds
directeur contact opgenomen met het Departement van Oorlog
ter zake van de afwikkeling der schadevergoedingen wegens
vordering.
Op 5 Juli 1945 had op het Bondsbureau een onderhoud plaats
met Ir. A. L. J. M. Piek, het hoofd der regionale vorderingscom
missies in Nederland, ressorteerende onder het Departement van
Oorlog, en met eenige ambtenaren van dit Departement. Afge
sproken werd, dat het Bondsbureau een concept zou uitwerken
van een te bezigen inlichtingenformulier. Het Departement van
Oorlog zou dit concept op bruikbaarheid toetsen en na het aan
brengen van eventueel gewenscht geachte wijzigingen, voor het
drukken zorgdragen. De formulieren zouden daarna aan het
Bondsbureau worden ingestuurd ter doorzending aan den daar
voor in aanmerking komende leden.
De ingevulde formulieren zouden daarna op het Bondsbureau
worden nagezien voor wat betreft de redelijkheid der opgegeven
onkostencijfers en na het aanbrengen van eventueel noodzake1
lijke correcties, aan het Departement van Oorlog worden inge
stuurd, hetwelk daarna aan de hand dezer opgaven in samen
werking met de desbetreffende regionale vorderingscommissa
rissen de aan ieder lid uit te keeren vordering zou bepalen.
Zoowel deze leden als de burgemeesters van hun gemeenten zou
den van een en ander in kennis worden gesteld, waarna maan
delijks de vastgestelde bedragen bij den gemeente-ontvanger
zouden kunnen worden geïncasseerd.
Het onder meer in samenwerking met den Bondsaccountant
13