len belangrijke steun werd verleend aan de illegaliteit, menig
lid van de illegaliteit deel uitmaakte en zeven hunner hun ac
tiviteit als zoodanig met den dood moesten bekoopen, terwijl
tevens een aantal gedurende eenigen tijd als gijzelaar is vast
gehouden.
Het Hoofdbestuur heeft den Minister van Onderwijs van de
moeilijke positie, waarin de meeste leden tijdens de bezetting
hebben verkeerd, grootendeels weten te overtuigen. Zijne Ex
cellentie, de Minister van Onderwijs Prof. Dr. G. v. d. Leeuw,
heeft ten volle de groote moeilijkheden erkend, waarin het Ne-
derlandsche bioscoopwezen door den bezetter werd geplaatst,
zooals hij in een verklaring, gepubliceerd op 27 September 1945
deed uitkomen: „Niet miskend kan worden," aldus de Minister,
„dat de bezetter en zijn handlangers het bioscoopwezen op lis
tige wijze langzamerhand gedrongen hebben in een positie,
welke de overgroote meerderheid der bij het bioscoopwezen be
trokkenen, allerminst heeft gezocht".
Over het feit echter, dat niettemin in de Nederlandsche bios
cooptheaters films vertoond zijn kunnen worden, welke propa
ganda voor den bezetter en zijn handlangers inhielden, heeft de
Minister zijn teleurstelling uitgesproken. Met deze verklaring,
welke is afgelegd, nadat een uitvoerig onderzoek naar de hou
ding van het bedrijf en naar de organisatorische leiding was
ingesteld, was de agitatie, welke in sommige kringen tegen het
bedrijf werd gevoerd, den kop ingedrukt.
Het geheele zuiveringsprobleem voor dit bedrijf werd gere
geld in een tweetal Koninklijke Besluiten, verschenen op 27
Augustus 1945, resp. houdende vaststelling van het Besluit
Zuivering Filmtheater- en Verhuurwezen en van het Besluit
Zuivering Filmproductiewezen.*)
In het Zuiveringsbesluit Filmproductiewezen is bepaald, dat
in Nederland vervaardigde films slechts dan in het openbaar
zullen mogen worden vertoond, indien de Zuiveringscommissie
ten aanzien van de vervaardigers een verklaring heeft afgege
ven, dat tegen hun medewerking aan het Nederlandsche film
wezen geen bezwaar bestaat. Het bevat nadere voorschriften
ter zake van deze verklaring en ook de mogelijkheid, personen
gedurende 10 jaar uit te sluiten van de medewerking aan het
Nederlandsche filmwezen. In dit besluit was in hoofdzaak aan
sluiting gezocht bij het Tijdelijk Persbesluit.
De zuivering van het filmtheater- en verhuurwezen is meer
19
resp. gepubliceerd in de Staatsbladen van 31 Aug. 1945 (F. 148 en F. 149).