De bioscopen werden hierbij in twee categorieën onderscheiden,
n.1. die met een (bruto)-jaaromzet tot en met ƒ45.000,welke
bioscopen op aanvraag zonder meer in aanmerking konden komen
voor ontheffing en die met een hogere jaaromzet, die het desbetref
fend verzoek vergezeld moesten doen gaan van een gespecificeerd
overzicht van baten en lasten over een tijdvak van 52 speelweken.
De dispensatie werd in het laatste geval geheel of gedeeltelijk toe
gestaan indien, een redelijke ondernemersbeloning en ondernemers
winst in aanmerking genomen, de „overwinst" geheel of gedeeltelijk
ontoereikend was om de uit de verlaging voortvloeiende mindere
ontvangsten te dekken.
Voor 224 bioscopen werd deze dispensatie aangevraagd. Hiervan
hebben er 171 volledige en 12 gedeeltelijke dispensatie gekregen,
terwijl de aanvragen van de overige 41 bioscopen op grond van
bedoelde richtlijnen moesten worden afgewezen.
Voorts heeft het Directoraat-Generaal van de Prijzen de belang
rijke concessie gedaan, dat het vooroorlogse systeem van prijsver
schillen tussen avond- en middagvoorstellingen, Zondag- en week-
voorstellingen binnen zekere grenzen en op zekere voorwaarden
weer kon worden ingevoerd.
Van deze mogelijkheid hebben een 180-tal bioscopen gebruik
gemaakt, die alle in het bezit werden gesteld van een daartoe ver
eiste beschikking.
In September van dit jaar werd de heer H. Reimer als lid der
Commissie door de heer Drs. W. Brouwer vervangen, zulks in ver
band met een reorganisatie op het Directoraat-Generaal. Verder
maakten van de Commissie deel uit de heren J. S. Croeze, lid en
D. J. van Leen, pl.vv.-lid, alsmede de heer G. C. C. de Haan.
Secretaris.
27