Tijdens een tweede bespreking, welke op 25 April 1949 plaats
vond, verklaarde Buma zich bereid toestemming te verlenen tot het
ten gehore brengen van muziek door middel van de vertoning van
geluidsfilms tegen een betaling van \y2 van het totaal van alle
netto-recettes. Ook dit kon door het Hoofdbestuur niet worden aan
vaard, daar enerzijds zeer veel muziek in films niet onder het reper
toire van Buma valt en anderzijds in Nederland een veelvoud zou
worden betaald van wat de auteurs het betreft hier uitsluitend
buitenlandse auteurs in hun eigen land ontvangen.
Aangezien het hier in principe over een geschil betreffende de
hoogte der tarieven en de wijze van heffen ging en het Hoofdbestuur
er prijs op stelde dit alsnog ten spoedigste op te lossen, stelde het
aan Buma voor om de vraag, welk tarief billijkerwijs door de
bioscoopondernemers voor de muziek in geluidsfilms, welke tot
Buma's repertoire behoort, moet worden betaald, aan een arbitrale
uitspraak te onderwerpen. Schriftelijk verklaarde het zich onvoor
waardelijk bereid er toe mede te werken, dat op de kortst mogelijke
termijn in gezamenlijk overleg de voorwaarden zouden worden ver
vuld, die een arbitrage mogelijk zouden maken en tevens om zich
in een arbitrale uitspraak te zullen schikken.
Inmiddels hebben de bioscoopondernemers, die lid zijn van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, reeds in April door hun procureur
schriftelijk aan Buma betaling aangeboden voor het auteursrecht
van de muziek bij de vertoning van films ten gehore gebracht, welke
onder haar repertoire valt. Zij hebben daartoe regelmatig aan Buma
opgave gedaan van de films, welke in hun theaters worden vertoond
en verzocht te berichten welke filmmuziek daarvan onder haar reper
toire valt, waarna zij telkens na afloop van de vertoning de recettes
der diverse theaters zouden mededelen. Buma heeft hierop niet ge
antwoord en daarentegen een der exploitanten, de N.V. Mij. tot
Exploitatie van het City Theater te 's-Gravenhage, op 5 October j.1.
gedagvaard in kort geding voor de President van-de Haagse Arron-
dissements-Rechtbank. Buma vroeg van deze President het bevel te
verhinderen, dat bij de vertoning van geluidsfilms muziekwerken in
het openbaar worden uitgevoerd, die behoren tot haar repertoire en
om bij overtreding van iedere voorstelling een dwangsom van
f 10.000,te doen betalen. Blijkens de ter zitting overgelegde stuk
ken heeft zij haar eis gebaseerd op een ongeveer dertig jaar geleden
gecomponeerde foxtrot, welke gedurende 63 seconden wordt
gespeeld.
In aanmerking nemende, dat enerzijds blijkens de door de pleiter
van Buma overgelegde stukken in de betrokken film „Incendiary
Blonde" 3.343 seconden muziek wordt gemaakt, waarvan Buma over
63 seconden het auteursrecht pretendeerde, en dat anderzijds blij
kens een ons overgelegd contract voor het werelduitvoeringsrecht
34