de samenstelling van het filmrepertoire, dus ook de plaats die de
muziek daarin inneemt, de grootste moeilijkheden biedt om tot een
zodanige repartitie te komen, dat op goede gronden zou kunnen
worden verwacht, dat de musici de zogenaamd te hunnen behoeve
geïnde gelden ook werkelijk in de juiste verhouding zouden be
reiken.
Hoewel van een accoord in de eigenlijke zin tussen Buma en de
Bond niet kan worden gesproken, heeft het Hoofdbestuur bij schrij
ven van 4 Februari 1950 nochtans aan Buma medegedeeld, dat het
ondanks bepaalde voorbehouden zich onder de dwang der omstan
digheden genoodzaakt zag het door Buma verlangde tarief voor
het verkrijgen der nodige toestemming te betalen.
Teneinde de betalingsplicht te kunnen nakomen heeft het Hoofd
bestuur een buitengewone spoed-ledenvergadering bijeengeroepen
op 6 Februari, waar dit College volmacht heeft verkregen tot het
verwerven van de noodzakelijke toestemming van Buma, terwijl de
vergadering heeft goedgekeurd een ontwerp-Bondsbesluit, hetwelk
met ingang van 1 Januari 1950 in werking is getreden. In dit besluit
is bepaald:
1Elk lid, dat films produceert, importeert, verhuurt of vertoont,
is aan de Bond een bijdrage voor de kosten der uitvoerings-
rechten van de filmmuziek verschuldigd en is gebonden aan de
voorwaarden, welke het Hoofdbestuur ter zake stelt.
2. De sub 1 bedoelde bijdrage respectievelijk voorwaarden worden
door het Hoodfbestuur voor elk der categorieën van leden, t.w.
1. filmproducenten, 2. filmverhuurders en importeurs en 3. exploi
tanten van permanente en reizende bioscopen afzonderlijk vast
gesteld. Deze bijdragen zullen zijn gebaseerd op een percentage
der door de leden met recettes gemaakte omzetten.
3. Met het oog op de uitvoering van dit besluit zijn de leden
exploitanten verplicht tegelijk met hun recette-staat wekelijks
aan de Bond een opgave te verstrekken van titels en lengten
der vertoonde films alsmede van de namen der leveranciers.
Op grond van dit besluit zijn op dezelfde dag een aantal uitvoe
ringsbeschikkingen van het Hoofdbestuur verschenen, waarin zo
danige heffingen zijn vastgesteld dat het opgelegde tarief in de
eerstkomende jaren kan worden verhaald.
De Minister van Justitie had inmiddels ingevolge de verschillen
de verzoeken welke dezerzijds tot Zijne Excellentie waren gericht,
medegedeeld dat de onderwerpelijke aangelegenheid zijn aandacht
heeft.
Inmiddels is in de loop van dit jaar bij beschikking van de Mi
nister van Justitie benoemd tot Regeringscommissaris van Buma
Prof. Mr. G. H. C. Bodenhausen.
16