20 den gesteld. Hoewel deze pogingen niet tot een onmiddellijk resul taat leidden, zijn de onderhandelingen voortgezet. Bij de beraadslagingen in de vergadering der exploitanten bleken de meningen ter zake uiteen te lopen. Door de Italiaanse delegatie werd daarop een voorstel ingediend ter overbrugging van de ver schillende standpunten, hetwelk door de vergadering werd aange nomen. Dit voorstel werd in de laatste bijeenkomst, welke op Zondag 10 September werd gehouden, in de volgende conclusie vervat: De Union Européenne de 1'Exploitation Cinématographique (Europese Unie van Bioscoopexploitanten) houdt zich wat betreft de televisie aan de bewoordingen van de resolutie, te Parijs op 11 Mei 1950 aangenomen. Evenwel zou de U.E.E.C. in aanmerking genomen de opmer kingen, naar voren gebracht door de gedelegeerden van de Fédé- ration internationale des Associations de Producteurs de Films (In ternationale Federatie van Verenigingen van Filmproducenten) en, in het bijzonder door de vertegenwoordigers van landen waar de televisie onder staatscontrole is, zich aansluiten bij een ontwerp overeenkomst waarvan de grote lijnen als volgt zijn: 1. Iedere film met ingang van 1 November 1950 uitgebracht zal nooit en in geen enkel geval kunnen worden geleverd aan de televisie, openbaar of particulier, en wel in alle landen. 2. De producenten verbinden zich om films uitgebracht vóór 1 November 1950 slechts op de volgende voorwaarden aan de televisie te leveren, openbaar of particulier: a. Iedere te leveren film zal ten minste gedurende vijf jaar ver toond moeten zijn in openbare voorstellingen in het land waar de televisie-uitzending plaats vindt. b. Iedere aan de televisie, openbaar of particulier, op voor waarden als vermeld onder a) te leveren film, zal de goed keuring moeten hebben van een commissie van producenten of van hun gemachtigden en van exploitanten, waarin vertegenwoordigers van beide bedrijfstakken gelijkelijk zit ting hebben. c. Deze commissies zullen landelijk functionneren. d. Wanneer de levering van een film zal worden gedaan aan een zendstation, welks actieradius zich uitstrekt over ver scheidene aangrenzende landen, zullen de commissies van die landen om advies worden gevraagd. e. Daarenboven zullen die commissies, in hoogste instantie, bevoegd zijn om in uitzonderlijke gevallen de uitzending door middel van de televisie van een of meer films toe te

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 22