zicht aan dit vonnis heeft voldaan, heeft de Eerste Kamer van de Raad van Beroep zich genoodzaakt gezien aan hem op grond van artikel 18B van het Arbitrage Bondsreglement de straf van boycot op te leggen. Deze boycot was aan het einde van het verslagjaar nog niet opgeheven. Gemengde arbitrage De Gemengde Commissie van Geschillen bestond dit jaar evenals het vorige jaar uit de heren: J. C. A. Meischke te Amsterdam lid-Voorzitter. J. Smit te Amsterdam lid-pl.v.v. Voozr. J. E. F. de Nijs, Breda leden M. Samson, Rotterdam L. J. M. Demmenie, Delft 1 pl.v.v. leden R. Uges Jr., Rijswijk Deze Commissie kwam in 1950 tweemaal bijeen onder Voor zitterschap van de heer J. Smit, ter behandeling van twee geschil len die respectievelijk door een lid-filmverhuurder en een lid-film- fabrikant van de Bond werden ingediend tegen leden van de Ne- derlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten. In het geschil, aanhangig gemaakt door het lid-filmverhuurder, ging het er om dat deze schadevergoeding wenste voor het feit dat het betrokken lid-reclame-exploitant in een reclamefilm zonder zijn toestemming gebruik had gemaakt van een gedeelte voorko mende in een zijner hoofdfilms. De Commissie stelde vast, dat de eisende partij terecht had gesteld dat de gedaagde inbreuk had gemaakt op haar rechten, maar aangezien zij de grootte van de ingestelde vordering tot schadevergoeding op geen enkele wijze aannemelijk had gemaakt, werd volstaan met gedaagde te ver oordelen tot betaling van een principiële schadevergoeding van een gulden. De beslissing steunde tevens op de overweging dat ter zitting kwam vast te staan dat de gedaagde geheel te goeder trouw had gehandeld. Het tweede geschil dat reeds in 1948 aanhangig was gemaakt en dat door allerlei omstandigheden pas in dit verslagjaar kon worden behandeld, betrof een eis tot betaling van een nog achter stallig gedeelte van de kosten van een reclamefilm. Het lid-reclame exploitant wenste de hem in rekening gebrachte bedragen slechts ten dele te betalen omdat hij deze op verschillende punten aanvecht baar achtte. Bovendien beriep hij zich op een uitspraak van de Raad van Beroep van het Filmgilde die hem gedurende de oorlog in het gelijk zou hebben gesteld maar waarvan nimmer een schrif- 45

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 48