89 wachten, maar voordien aan Het Parool te berichten, indien men althans verdere actie zou nodig vinden, dat men ook na 1 Januari niet het hogere tarief wenste te betalen. Na enige weken bleken de dagbladen evenwel in het algemeen tot een ver hoging van abonnementsgelden over te gaan en zo ook Het Parool, zodat het voornaamste bezwaar van de adverteerders was ondervangen. Dit was althans de mening, die tot uitdrukking kwam bij een nieuwe bespreking met de filmverhuurders die gewend zijn in Het Parool te adverteren, maar deze leden handhaafden hun standpunt, dat tussentijdse wijziging van de lopende advertentie contracten, ook al kon Het Parool zich daarbij beroepen op een bepaalde clausule in de contracten, onredelijk was. Daarna is andermaal contact opgenomen met de Bond van Adverteerders, die ons heeft medegedeeld, dat andere dag- en weekbladen bij tussentijdse verhoging van de advertentietarieven de lopende contracten op de oude prijs plegen uit te voeren en dat derhalve genoemde Bond ons standpunt ten opzichte van Het Parool volkomen deelde. Daarvan is mede deling gedaan aan de directie van Het Parool. Ten slotte is er bericht van dit dagblad binnengekomen, dat men de bestaande advertentiecontracten tegen de oude prijs volledig zal honoreren. De aandacht van het bestuur is ook gevetigd geweest op een wijziging, die door de Maatschappij voor Cinegrafie in haar filmverhuurkantoor Centraal Bureau voor Ligafilms door middel van een adverentic was aangekondigd. Na de zaak te hebben onderzocht sprak het bestuur als zijn mening uit, dat hier op gecamoufleerde wijze de exploitatie van een filmverhuurkantoor in feite in andere handen overging. Bovendien achtte het de wijziging in de constellatie van dit filmverhuurkantoor, welks inschrijving in het Bedrijfsregister wegens het niet langer voldoen aan de eis van het regelmatig importeren van films en het regelmatig verhuren daarvan aan bioscopen reeds lang geleden had kunnen worden doorgehaald, in strijd met de bepalingen van het Over- gangsbesluit. Het heeft dan ook het Hoofdbestuur verzocht ter zake de nodige stappen te ondernemen. In de loop van het verslagjaar bracht het bestuur aan het Hoofdbestuur en aan de Commissies Nieuwe Zaken verschillende adviezen uit met betrekking tot de toelating van nieuwe leden, respectievelijk het verlenen van toestem ming voor het overnemen van bestaande zaken. Toen aan een bioscoopondernemer door de Commissie Nieuwe Zaken vergun ning was verleend om een filmfabriek te gaan exploiteren, heeft het bestuur gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid teaen deze beslissing beroep bij de Commissie Beroer) Nieuwe Zaken in te stellen. De beslissing in eerste instantie is daarop vernietigd. In de jaarvergadering van 13 December 1950 werden de aftredende bestuurs leden en leden van de Ledenraad allen herkozen. De samenstelling van het bestuur was derhalve gedurende het gehele jaar 1950 als volgt: S. Croeze, voorzitter; J. L. Paerl, vice-voorzitter; D. J. van Leen, secretaris; L. Groen, penningmeester; H. S. Boekman, L. L. Lioni, R. A. van Mourik, C. S. Roem en J. Weening leden. Van de bestuursleden hadden in het Hoofdbestuur zitting de heren H. S. Boekman. J. S. Croeze L. Groen en C. S. Roem. In de Ledenraad hadden van onze afdeling zitting de heren J. S. Croeze (vice-voorzitter), E. Alter, C A. Bruyn, Dl J. van Leen, L. L. Lioni, R. A. van Mourik, J. L. Paerl, J. Weening en C. van der Wilden. In 1950 zijn 6 ledenvergaderingen en 21 bestuursvergaderingen gehouden.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 95