AFDELING AMSTERDAM 91 WANNEER wii bij de samenstelling van dit verslag, dat wij ingevolge artikel 12 van het Uniform Reglement der Plaatselijke en Provinciale Afdelingen hebben uit te brengen over het afgelopen jaar, de werkzaamheden overzien, dan kunnen wij niet anders dan tot de conclusie komen, dat, ook al kan het afde- lingsleven als geheel wat opgewekter ziin de Afdeling als zodanig in geen enkel opzicht tekort is geschoten bij de behartiging van de belangen harer leden, integendeel, niet één keer verstek liet gaan, wanneer het ging om zaken van betekenis. Het Bestuur kwam in het afgelopen jaar acht maal bijeen en er werden vijf ledenvergaderingen gehouden. Het Bestuur bestond per 1 januari uit de volgende leden: de heren W. K. G. van Roven, Voorzitter; A. P. du Mee, Vice-Voorzitter: T. van der Horst, Se cretaris: C. J. Blad, Penningmeester; H. S. Boekman en Mevrouw J. P. C. Nög- gerath-Lucas, leden. De aftredende leden, de heren C. J. Blad, J. van der Horst en A. P. du Mée, werden door de jaarlijkse ledenvergadering van 15 Februari herkozen. De heer H. S. Boekman bedankte voor het Bestuurslidmaatschap omdat hij meende er organisatorisch juist aan te doen gelegenheid te geven om het aantal bestuurs leden wederom terug te brengen tot vijf. Aldus werd door de ledenvergadering besloten. Verder werd op voorstel van het bestuur als lid van de Afdelings- raad herkozen de heer A. P. du Mée. Aan het einde van het verslagjaar moest Mevrouw I. P. C. Nöggerath-Lucas aftreden wegens verlies van de vereisten voor het Bestuurslidmaatschap. Verschillende leden van ons Bestuur, zowel als van de Afdeling, vervulden een groot aantal functies in onderscheidene Bondscolleges: Hoofdbestuur, de hoer W. K. G. van Royen; Ledenraad, de heer C. J. Blad; Afdelingsraad de heren C. J. Blad en A. P. du Mée; Raad van Beroep, de heer B. W. G van Roven: Commissie van Geschillen, de heer J. van der Horst; Commissie Nieuwe Zaken, de heer C. J. Blad; Commissie Beroep Nieuwe Zaken, de heren B. W. G. van Royen en T- van der Horst; Televisiecommissie, de heer C, T. Blad; Sociale Commissie, de heer W. K. G. van Royen; J. v. d. Horst en B. W. G. van Royen in de Commissie voor Niet-Commerciële Reclame. Enige leden der Afdeling vervulden bovendien nog een functie in de volgende verenigingen en commissies: Bestuur Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten: W. K. G. van Reyen; in de Adviescommissie van het Rijksarbeidsbureau te 's-Gra- venhage: de heer A. J. A. Huyser; in de Amsterdamse Adviescommissie van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Amsterdam: de heer G. A. G. Lipp; in de Alge mene Bedrijfsvereniging voor de uitvoering van de wachtgeld- en werkloos heidsverzekering alsmede van de ziekengeld- en kinderbijslagverzekering, de heer B. W. G. van Reyen. Hoewel ons bedrijf zich in het algemeen in een grote belangstelling van de Amsterdamse bevolking mocht verheugen, was toch de ontwikkeling van de conjunctuur voor onze bedrijfsuitkomsten ongunstig. De ontvangsten stegen in 1950 ten opzichte van 1949 met 0.67 Het aantal bezoekers vermeerderde in 1950 ten opzichte van 1949 met 0,05 Hoewel er dus ogenschijnlijk enige stabiliteit valt waar te nemen in ont vangsten en bezoek, hebben nochtans de scherpe prijsstijgingen, alsook de loonsverhogingen een zeer nadelige invloed op onze bedrijfsuitkomsten gehad, zodat de zware last van 35 vermakelijkheidsbelasting door deze ongunstige conjunctuur nog werd geaccentueerd, waarbij nog komt, dat bij de Wet van

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 97