CULTURELE ADVIES-COMMISSIE
van de zijde der Overheid. Het is om de terminologie van het
door de Regering in het verslagjaar aan de Kamer overlegde rap
port „Overheid en film" te gebruiken in ons land niet zó, dat ,,de
sociale en culturele eisen, die aan de film als uitdrukkingsvorm ge
steld moeten worden" in „het economische vlak" in de verdrukking
zijn geraakt, maar in het fiscale vlak, doordat zelfs het beste speci
men van filmkunst in dit opzicht nog wordt achtergesteld bij het
ijsje, dat in de zaal wordt verkocht. Dit laatste is slechts onderhevig
aan 7 omzetbelasting, maar zowel op de auteursrechtvergoeding
van de filmmaker als op het aan de bioscoopexploitant toekomende
deel van de entreeprijs wordt 35 vermakelijkheidsbelasting plus
4 omzebelasting geheven.
De ingevolge een besluit van het Hoofdbestuur op 18 Februari
1946 geïnstalleerde Culturele Advies-Commissie, welke tot taak
heeft om dit College van voorlichting te dienen met betrekking tot
datgene dat kan strekken tot culturele verheffing van het bedrijf,
bleef gedurende het verslagjaar ongewijzigd samengesteld als volgt:
A. van Domburg, journalist en filmcriticus te Amsterdam, Voor
zitter; Jhr. W. H. J. B. Sandberg, directeur van het Stedelijk Mu
seum te Amsterdam, P. Schuitema, cineast en leraar aan de Acade
mie voor Beeldende Kunsten te 's-Gravenhage, Mr. R. F. Borde-
wijk, filmcriticus te Rotterdam, J. Nijland Jr., bioscoopexploitan
te Utrecht, leden; J. G. J. Bosman, Directeur van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond, lid-Secretaris.
Hoewel er in de loop van 1951 weinig korte films geproduceerd
werden, die niet onder het begrip propaganda- of reclamefilm vielen,
kon door de Commissie toch in vijf gevallen het hoogste praedicaat
„aanbevolen" worden verleend en aan vier films het praedicaat
„aangewezen". Al deze films zijn bij besluit van het Hoofdbestuur
als zodanig geplaatst op de Lijst van Aangewezen en Aanbevolen
Films als omschreven in artikel 6 van het Bedrijfsreglement in zake
de Vertoning van Nederlandse Films. Aan het eind van het ver
slagjaar omvatte deze lijst veertien titels.
Een der door de Commissie als „aanbevolen" gequalificeerde
films verwierf enige tijd later op het Internationale Filmfestival te
Cannes de grote prijs voor de beste korte film.
In zes gevallen werd aan het Hoofdbestuur een advies uitgebracht
tot plaatsing van de betrokken film op de Lijst van Geen Bezwaar
ten einde een vertoning in de bioscopen mogelijk te maken.
Enige malen werden door Nederlandse filmmakers aan de Com
missie ter oriëntering uitstekende films vertoond, welke door hun
grotere lengte niet vielen onder de werking van het Bedrijfsregle-
ment in zake de Vertoning van Nederlandse films, dat uitsluitend
28