studie te nemen ter voorkoming van excessen bij concernvorming
in de verhuur en theaterexploitatie.
Dit nam door de gecompliceerdheid van de materie meer tijd in
beslag, dan aanvankelijk kon worden voorzien. Herhaalde gedach-
tenwisselingen met de betrokken Afdelingen en onderscheidene
groepen van leden vonden plaats. Eerst op 1 December 1950 kon
het resultaat van deze studies in de vorm van een concept-wijziging
Algemeen Bedrijfsreglement aan de leden worden voorgelegd.
Met het oog op de behandeling van dit concept had de Leden
raad in zijn vergadering van 27 December daaraanvolgend op voor
stel van het Hoofdbestuur besloten om de duur van het zogenaamde
Overgangsbesluit dat de status quo van het Bedrijfsregister re
gelde in afwachting van een beslissing in zake al dan niet wijzi
ging van het Algemeen Bedrijfsreglement en eventuele andere
reglementen te verlengen tot 1 April 1951.
In de loop van Februari werden tal van amendementen op het
concept-Gewijzigd Algemeen Bedrijfsreglement ingediend onder
meer door de Afdelingsraad, de Afdeling Amsterdam, de Afdeling
's-Gravenhage, de Afdeling Rotterdam, de Afdeling Het Centrum,
de Afdeling Het Westen en de ledenfilmfabrikanten.
Door een tiental leden-filmverhuurders, namelijk N.V. Eagle-
Lion Film Mij., N.V. Filmex, N.V. Metro Goldwyn Mayer Film
Mij., N.V. Filmverhuurkantoor Nederland, N.V. Filmverhuur
kantoor Nova, N.V. Netherlands Fox Film Corp., N.V. Paramount
Films, R.K.O. Radio Films N.V., Universal International Films
Nederland N.V. en Warner Brothers' First National Pictures N.V.,
werd bij schrijven dd. 3 Februari 1951 medegedeeld dat zij zeer
principiële bezwaren hadden tegen de voorgestelde herziening van
het Algemeen Bedrijfsreglement. Hun bezwaren golden vooral het
tijdstip en de wijze, waarop die voorstellen aan de orde waren
gesteld, inzonderheid op de wijze waarop in verband daarmede ge
manoeuvreerd zou zijn met het Overgangsbesluit en de geldigheids
duur daarvan.
Zij verklaarden overtuigd te zijn van de noodzakelijkheid ener
zodanige herziening van de structuur van de Bond, dat in het be
stuur daarvan, zowel als bij de voorbereiding en vaststelling van
bedrijfsregelingen, elk der zo diverse categorieën van belangheb
benden als in die organisatie zijn verenigd, naar behoren haar stem
zou kunnen doen gelden en daaraan een gewicht zou worden toe
gekend, dat in een redelijke verhouding zou staan tot de importantie
van de door haar vertegenwoordigde belangen. Aan de totstand
koming van zulk een reorganisatie waren de ondertekenaren be
reid hun medewerking te verlenen en zo nodig zouden zij op korte
termijn uitgewerkte voorstellen te dier zake aanhangig maken met
de bedoeling, dat een voor alle betrokkenen bevredigende oplos
sing zou worden gevonden, die het voortbestaan zou kunnen ver-
56